Iemand – het zal vanuit de uitgeverij gekomen zijn – had me verteld dat Andrea Maier een fragment uit Boven is het stil zou laten zien. Daarom heb ik de godganse uitzending van Zomergasten bekeken. Ik ben wel in slaap gevallen zo her en der, en neef Casper lag vrijwel de hele uitzending te maffen. Hij vond haar een ‘suffe vrouw’. ‘Nou, nou,’ zei ik. ‘Ja, anders was ik toch wel wakker gebleven!’ zei hij. En het werd steeds later en ik zag maar steeds andere fragmenten. Dus om kwart over elf zei ik ‘Pffff,’ en ging ik maar naar bed.
Dat ik in slaap viel was niet raar, de afgelopen tweeënhalve week waren best intensief, vooral het elke avond maar weer ‘nadrinken’. En steeds maar naar het strand, in Groot-Valkenisse, op Neeltje Jans of in Domburg. Ik was in jaren niet op het strand geweest, verbrandde dan ook prompt. Ik kan al een beetje Zeeuws praten, dat is helemaal niet zo moeilijk: je zegt gewoon achter elke tweede zin ‘Eéj?’ En gistermiddag nog even opgetreden op de Uitmarkt, met erna signeren, tussen Roos van Rijswijk, Willem Nijholt, Margriet van der Linden en Hans Dorrestijn, wéér met witte wijn. ‘Twee glazen, hè,’ zei een gisse boekenkoopster. Er komt trouwens een 3e druk van Jasper. Al die beroemde mensen, dat vreet ook aan je. Op vrijdagavond liep ik vlak voor Maat voor Maat van Shakespeare zou beginnen op de plee in de grote kerk van Veere Warre Borgmans tegen het lijf. ‘Warre Borgmans!’ riep ik. ‘Gerbrand Bakker!’ riep hij. Hij had het interview in De Volkskrant gelezen, blijkbaar lezen Belgen die krant ook. De rest van de avond liep ik tegen iedereen te roepen dat ik Warre Borgmans gesproken had, net zoals ik weken geleden – nou, om eerlijk te zijn: tot op de dag van vandaag – iedereen gretig vroeg – vraag – of ze mijn wond wilden – willen – zien, puur ter verwerking van het één en ander.
Kester Freriks schreef een voor mij zeer verwarrende bespreking van Juni in NRC. Het stuk had hem niet erg bekoord, het ‘koppige’ greep hem niet, iedereen schreeuwde te veel, vond hij. En dit was de laatste zin van zijn stuk: “Het is pijnlijk, maar de mooiste passages zijn die waarin Bakker zelf zijn tekst voorleest: secuur, perfect van intonatie.” Wat moet je daar nou mee? Het is gemeen van Kester om ons zo tegen elkaar uit te spelen.
Nu een paar dagen Amsterdam, terwijl het in Schwarbach maar bokheet en erg droog blijft en ik steeds de door mij zelf gescheurde en geplante grasjes en zenegroen voor me zie, en buurman Klaus geen antwoord geeft als ik hem vraag die even te bewateren (‘Schlauch liegt da oben, sehr wenig Arbeit’). Dat doet hij wel vaker, geen antwoord geven, en dan geeft hij toch die tere plantjes water. Maar ik weet dat niet, en daar word ik onrustig van. Ik heb zin er weer heen te gaan, zeker nu ik een mailtje kreeg van Netflix, dat vanaf 4 september in Duitsland eindelijk deel 4 van House of Cards beschikbaar is.