Einwanderer (Trouw, 8 april)

Ik kwam op zondag aan en fietste maandag naar Schönecken, want er was nauwelijks iets in huis. Bleek de Edeka te worden verbouwd. Een typisch norse Eifeler die iets met elektriciteit aan het doen was, keek me onbegrijpend aan. Tja, zei ik, nu ben ik op de fiets naar hier gekomen om boodschappen te doen. Wat nu? Hij bleef me aankijken, met een blik alsof ik krankzinnig was. Ik snapte ook wel dat hij er niets aan kon doen, hij deed gewoon zijn werk, maar een klein beetje medeleven zou fijn geweest zijn. Hij begreep het niet. ‘Wat moet ik nu?’ vroeg ik. ‘Fiets maar door naar Prüm,’ zei hij. Van die mensen die nooit op een fiets gezeten hebben, niet beseffen dat je op een stadsfiets niet zomaar naar Prüm fietsen kan, nog eens twaalf kilometer verderop, met minstens 800 hoogtemeters, omhoog en omlaag ‘Hartelijk dank,’ zei ik. Hufter, dacht ik, met je fijne, snelle auto en een vrouw die inkopen doet en voor je kookt.

Geen auto. Soms is het ineens een groot probleem. Gelukkig is er een bakker in Schönecken. Thuis had ik jam (in overvloed) en sesampasta. Ik slaagde erin met wat er in de vrieskist en de voorraadlade lag en een verse paprika eten te maken voor twee dagen. De derde dag – over een uur of zes – zal ik in Luxemburg zijn voor een lezing. Daar is een restaurant, kan ik gratis eten wat ik wil. Soms is het ontberen van iets prima, kun je des te meer genieten van wat erna komt. Maar eerst is er een cameraploeg, er wordt een documentaire over 70 jaar Rheinland-Pfalz gemaakt. Ik zit dit te tikken terwijl zij buiten op het balkon staan en de cameraman me door de ruit heen filmt. Schrijver aan de arbeid. Wat de geluidsman er te zoeken heeft weet ik niet, het geluid van het tikken zal niet op het balkon te horen zijn. Misschien vinden ze het ronken van voorbij rijdende auto’s boeiend, of de vogeltjes die vrolijk fluiten. Het is echte arbeid, ik hoef niet iets na te spelen. Als ik moet doen alsof, weet ik nooit wat voor kop ik trekken moet. Ik ben een Einwanderer. Ik speel een Einwanderer. Tot nu toe hebben ze een cactus omgestoten en dus kapotgemaakt en de uitbottende bieslook – buiten – geplet met een camerastatief.

Die jam, trouwens, staat inmiddels in een speciaal daarvoor gemaakte buffetkast. Daar ben ik twee dagen mee bezig geweest. Piet Hein Eek, natuurlijk, wat ben ik die man dankbaar. Alles wat ik maak en er een tikje sjofel uitziet, is Piet Hein Eek. Ik vind dat gezellig, zichtbare potten jam. De helft van het buffetkast bestaat uit smalle planken. Dicht bij de grond, daar is het koel, dat heb je met een houtkachel. De andere helft is voor de drankflessen. Ook dat vind ik gezellig, dat je de drankflessen kunt zien staan, vooral ook voor de gasten, die meestal graag drank drinken.

2 gedachten over “Einwanderer (Trouw, 8 april)”

Plaats een reactie