Een dag nadat de jonge boomklever tegen het raam van de schrijfkamer was gevlogen – aan de binnenkant, mogelijk via de wijd openstaande kleine ramen op de noordkant naar binnen gekomen – en op zijn ruggetje op de laptop lag, vlogen de koolmezen uit. Een tweede leg. Uitvliegen, maar dat gaat zomaar niet: ze hippen het nestkastje uit en komen op de grond terecht, waar ze dan een beetje gaan rondscharrelen en proeffladderen. Ik zag er één en wist dat ik wel even bezig zou zijn, aangezien Felix, de kat van buurman Klaus, graag bij mij in de buurt is als ik in de tuin bezig ben. Op een bepaald moment had ik die kleine koolmees bijna zo ver dat hij/zij op mijn uitgestoken wijsvinger hipte. Ik heb Het vogelhuis van Eva Meijer gelezen, vandaar. Ik wilde hem/haar halftam maken, zodat hij/zij volgend jaar vertrouwelijk met me om zou gaan. Hij/zij en hem/haar, want ‘geslachten gelijk’ zegt Petersons Vogelgids.
Hij klom/fladderde omhoog via de terrastuin aan de zijkant van het huis. Ik vond het vreemd dat de beide ouders niet zenuwachtig heen en weer vlogen, tot ik doorkreeg dat ze met een ander jong bezig waren achter het huis, in het bos. Misschien hadden ze gezien dat ik me bezighield met dit jong; zoals al gezegd, ik las Het vogelhuis. Op het moment dat ik merkte dat de ouders hem in de gaten kregen (ik dacht de hele tijd: ‘ga nou toch eens roepen, dom dier!’), vertrok ik naar de bocht in de Nims om er mooie, rond afgesleten rivierstenen te gaan halen.
’s Avonds zaten ze met z’n allen op het vogelvoederstation, één van de jongen hing heel brutaal steeds op een mezenbol, liet zich zelfs door een boomklever of een matkopje niet wegjagen. Het waren er vier of vijf, ze deden zo druk dat ik het niet duidelijk kon zien. Ik ging ervan uit dat ‘mijn’ koolmeesje er één van was. Die vogeltjes leren in heel korte tijd heel veel, binnen een paar uur vreten ze zelf. Onhandig vliegen deden ze nog steeds, dat en hun vale kleur maakte dat ik ze als jongen herkende. De rijst die ik in het vogelvoederstation kiepte bliefden ze niet, misschien is die te kleverig. Binnen twee uur waren twee mezenbollen op. Vanochtend zag ik dat het eksterpaar van de rijst eet.
Ik ga er ook vanuit dat de jonge boomklever het overleefd heeft. Die vloog na een minuut of tien van mijn hand naar een tak in de eik. Maar zeker weet je zoiets nooit: het ree dat Jasper ooit greep, ontkwam, maar best vaak gaan ze later alsnog dood vanwege stress of een shock. Gevoelige dieren. Veel gevoeliger dan slakken, ik zeg maar iets, of mieren en zeker dan teken, die moet je echt met een scherp voorwerp doodmaken of in het vuur gooien, die zijn ongelofelijk taai. Ik denk dat teken de wereld gaan overnemen. Het duurt misschien nog even, maar ooit zal een laatste mens zich proberen te verschansen in zijn of haar huis. Ik begrijp werkelijk niet waarom daar in Hollywood niet al een film over gemaakt is. Een rampenfilm.