Ik wilde iets schrijven over die enorme varkenstalbrand, maar dat is me te groot, te onbegrijpelijk. Hoezo komen alle 24.000 varkens om? Waarom zet niemand de deuren open? Ik heb het even nagezocht, maar varkens hebben wel degelijk het instinct om te vluchten bij gevaar. En er zijn jaren geleden al uitvindingen gedaan die bij brand automatisch hokken en deuren openen. Hoe vaak lees je niet bij branden – ook in koeien- en kippenstallen – dat alle dieren zijn omgekomen. Dat hoeft niet. Echt niet. Kippen zijn trouwens écht de pineut, want die zijn zelf ook zeer brandbaar. Bah. Vreselijk.
Ik ga komende week afscheid nemen. Van twee vrouwen die een rol hebben gespeeld in mijn leven. Elisabeth van Unen, uitgeefster bij Piramide, zij gaf de etymologische woordenboeken en Perenbomen bloeien wit uit. Daarna heb ik jarenlang haar tuin gedaan in Bloemendaal, waarbij ze in het voorjaar urenlang angstig toekeek of ik de sneeuwklokjes in het gazon niet vertrapte terwijl ik de heggen aan het knippen was of de moestuin op orde bracht. Vaak riep ze dan ook: ‘Pas op voor de sneeuwklokjes!’ Het is helemaal niet erg als je al dan niet net uitgebloeide sneeuwklokjes vertrapt, die komen volgend jaar gewoon weer terug. Als het werk gedaan was, rookte ze tevreden een sigaartje en ik rookte een sjekkie, ook tevreden, meestal. Ik kreeg op een bepaald moment, vreemd was dat, een hekel aan die tuin, ik wilde niet meer, maar dat durfde ik niet goed te zeggen. Zoiets tekent de verhouding, tussen uitgeefster en schrijver, tussen tuinbazin en tuinman. Later ging ik toch weer, alleen voor de grote klussen want Elisabeth had ene Gerard aangenomen om het gras te maaien.
En buurvrouw Weiers, die Duitse lezers kennen als buurvrouw Trappen omdat in Duitsland in romans niet zomaar bestaande namen gebruikt mogen worden. Ze zat al anderhalf jaar in een verzorgingstehuis in Balesfeld en is 97 geworden. Ze is opgehouden met eten en drinken en ja, dan ga je dood. De dienst is aanstaande vrijdag in Feuerscheid, aansluitend koffie met Kuchen in Am Pääsch. Het afscheidnemen van Elisabeth (die 20 jaar jonger was dan buurvrouw Weiers) is vanmiddag in Heemstede. Ik weet niet precies wat ik me daarbij moet voorstellen, de begrafenis is later, in besloten kring. Ik hoop niet dat de voltallige familie daar is, ik ken die mensen nauwelijks en dan moet je onbekenden de hand schudden en iets zeggen, terwijl ik er heenga voor Elisabeth, het is iets tussen ons, en ik heb geen zin me zenuwachtig te maken om het hoe-het-hoort. Eigenlijk zou ik haar in het ziekenhuis gaan bezoeken, maar het ging op het einde razendsnel.
En afgelopen vrijdag zou mijn broertje 50 geworden zijn. Daar kwam ik achter omdat ik in Wieringerwaard was en mijn moeder een plantje ging kopen om op het graf te zetten. God ja, 28 juli, en 48 jaar geleden bloeiende liguster op de begraafplaats, die ervoor gezorgd heeft dat ik mijn hele leven lang al een hekel heb aan de vuile geur die die bloemen verspreiden; dat besef ik nu, zoiets hangt tientallen jaren in je achterhoofd tot je op een dag (in juni natuurlijk) het verband doorziet.
Maar goed, anderzijds zijn er nog enorm veel mensen en varkens en koeien en kippen die leven en dat ook nog wel een tijdje zullen volhouden.