In de winkel van Paleis het Loo kocht ik afgelopen woensdag een boek voor 3,50. Juliana in beeld, ‘traditie en vernieuwing in de Nederlandse portretkunst van de twintigste eeuw’. Een boek vol schilderijen en foto’s van mijn geliefde vorstin, inclusief een schilderij van Antoon van Welie (1866 – 1956) uit 1951 dat al heel lang in het depot van het Schiedams Museum staat. Het hing in de raadzaal, maar verhuisde al snel naar de burgemeesterskamer, waar een bezoeker de betreffende burgemeester ooit vroeg: ‘Is dat uw vrouw?’ Als verontschuldiging voor het inderdaad nogal slechte schilderij voerde de Schiedamse gemeenteraad aan dat de ‘bejaarde societyschilder’ zijn oude vorm niet had teruggevonden sinds de verwoesting van zijn huis aan het Haagse Bezuidenhout tijdens het bombardement in 1945.
Eerder al keken we – ik voor het eerst van mijn leven – naar de kersttoespraak van Willem-Alexander. ‘Goed gesproken,’ mompelde mijn zwager, maar ik kan het hem niet meer zien zonder de stem van Sander van de Pavert er onder te horen, en precies dat gebeurde ook toen ik op Het Loo een filmpje zag van de ‘verjaardag met burgers die ook op 27 april jarig zijn’, vorig jaar in het Paleis op de Dam, op 28 april. Het heeft altijd iets lacherigs en natuurlijk kwamen op twitter en facebook al snel gemanipuleerde foto’s langs waarin grapjassen het witte schilderij dat in de kersttoespraak te zien was kunstzinnig hadden ingevuld.
Mijn vader kwam aanzetten met een brief die hij ooit van prins Bernhard gekregen had. Een brief van prins Bernhard! Tevredenheidsbetuiging, was het onderwerp. Maar eigenlijk was het een doekje voor het bloeden. Alle militairen die betrokken waren bij de nasleep van de watersnoodramp hadden een onderscheiding gekregen. Behalve het regiment waar mijn vader onderdeel van was. Het 411 Garde Bataljon Fuseliers Prinses Irene. Dat was om de een of andere reden over het hoofd gezien. Hij ontving de brief op 20 maart 1953 en veel later hebben alle betrokkenen nog eens een onderscheiding gekregen, ook mijn vader. Hij wilde er nooit iets over vertellen, over het zoeken naar, en wanneer mogelijk identificeren van lichamen. En nu kwam hij ineens aan met deze brief.
Niet alleen dat, hij had nog iets moois: een Vrijstelling vordering van rijwielen. Op 14 augustus 1942 door de burgemeester van Barsingerhorn uitgereikt aan mijn grootvader Jan Bakker Czn. Hij had een Veeno, nr. 09164, met een reminrichting van Torpedo en een jasbeschermer en een kettingkast. Voor zover ik weet is hij de hele oorlog op die Veeno blijven fietsen. Die moet hij vóór de oorlog al gekocht hebben, in de oorlog was het voor het fietsenbedrijf uit Bedum onmogelijk rijwielen te bouwen omdat de Duitsers al het staal vorderden. Inclusief de fiets van mijn moeder, die in de Wieringermeer woonde, zo’n 23 kilometer van Barsingerhorn verwijderd. Zij had geen Vrijstelling vordering van rijwielen. Het arme kind was nauwelijks tien jaar oud. Er zal dus een Duitser voor gek gereden hebben. Of die fiets is omgesmolten.