Het maken van een boek bestaat uit een aantal fasen. De belangrijkste is natuurlijk de fase van het schrijven, door de schrijver. Als een schrijver niets schrijft, komt er ook geen boek. Vervolgens, of in sommige gevallen tussentijds, gaat een redacteur naar de tekst kijken. Dit kan anders, dat kan beter, waarom heb je hier dit en waarom heb je daar niet dat. Dan volgt de drukproef. Liefst verander je daar niets meer aan, met een beetje geluk is alles wat gladgestreken moest worden in die fase voltooid. Altijd, altijd vind je dan nog spelfouten. Dat is akelig. En zelfs dan zijn ze er nog niet uit: meestal al bij het eerste doorbladeren van het voltooide boek zie je een vreselijke fout. Meestal blader ik een halve minuut en dan leg ik het verse boek aan de kant. Eventueel later nog eens naar kijken, maar nu is het een straf. Wacht, ik ga te snel, nu is er al een gedrukt boek, met een titel en een omslag en een isbn-nummer.
Ik wilde het hebben over het omslag. Vaak wordt daar in de fase van het redigeren al aan gewerkt, want het boek, of beter: een afbeelding van het boek, moet in de prospectus van de uitgeverij. De titel laat ik even voor wat die is, daar is een aparte column voor nodig. Ik houd erg van de omslagfase. Alles is min of meer klaar, de strijd om de titel is gestreden, nu rest nog een zo mooi mogelijk omslag. Mooi en toepasselijk. Of juist niet toepasselijk? Dat kan namelijk ook. Is het nodig, een toepasselijk omslag? Tja. Ik betrap me erop dat ik tijdens het lezen, soms pas na vier of vijf dagen, het boek dichtklap en eens kijk wat er eigenlijk op het omslag staat. Ben ik het al tegengekomen? Begrijp ik het of wordt er een spelletje met me gespeeld? Een uitgever bepaalt het omslagbeeld niet alleen. In elk geval in mijn geval wordt er overleg gepleegd. Er komen meerdere voorstellen. Welke vind jij de mooiste? En kun je dat ook uitleggen? Mijn mooiste omslagen vind ik de omslagen die ik zelf gemaakt heb, tot nu toe is dat in twee gevallen zo geweest. Met Gras, om languit op te liggen en Rotgrond bestaat niet. En met gemaakt bedoel ik: waarvoor ik het beeld heb geleverd; het maken van een omslag, daar komt natuurlijk veel meer bij kijken. Ik vind het mooi, eigen omslagen, omdat ik dan veel meer het gevoel heb dat het míjn boek is. Niet alleen de woorden, óók het beeld. Bijna een Gesamtkunstwerk.
Als een boek vertaald wordt, ligt dat ineens heel anders. De meeste buitenlandse uitgevers overleggen niet over een omslag. Soms krijg ik het boek vlak voor het uitkomt te zien, er is dan al niets meer aan te veranderen, vaker krijg ik niets te zien en is het een ‘verrassing’. De kroon hierin spant mijn Catalaanse en Spaanse uitgever. Die maakt zulke afzichtelijke omslagen dat ik het opgegeven heb. Ik kán opgeven omdat Laura Huerga, de uitgeefster, mij namelijk wél mee laat beslissen. Min of meer. Ze is een Catalaanse, ze laat zich niet zomaar omver lullen. Ze stuurde me mogelijke omslagen voor het boek Juny. Ik bekijk de tekeningen, wacht even met mijn antwoord en zeg dan: ‘Nou ja, Laura, zoals je zult begrijpen vind ik ze allemaal afzichtelijk, maar ik weet ook dat ik niet weet wat Catalanen en Spanjaarden mooie omslagen vinden. Ga je gang. Ik vind nummer 4 de “mooiste”.’ Kort erop volgden nog ingekleurde omslagen. ‘Prima,’ schrijf ik. De enige troost is dat er tientallen gierzwaluwen op staan, héél in de verte.