Elk jaar vindt in Vlissingen Film by the Sea plaats. Een filmfestival met de nadruk op boekverfilmingen. Elk jaar is er een jury, bestaande uit – min of meer – bekende Nederlanders, die zo’n tien boekverfilmingen bekijkt en daaruit de in hun ogen beste kiest. Filmregisseurs, schrijvers, dichters, acteurs, zangers. Je wordt als jurylid de hele week in de watten gelegd, je verblijft in een hotel aan zee, krijgt de hele dag door te eten en te drinken en je taak bestaat dus uit het kijken naar films en daar iets van te vinden. Verder niets. Dit jaar was de 21e editie van het festival. De jury bestaat uit vijf mensen. In de loop van de jaren hebben in totaal 105 mensen in de jury gezeten. Op de tweede dag van het festival, de zaterdag, is er een oud-juryledenbrunch. Die worden elk jaar opnieuw uitgenodigd, nóg een voorrecht van jurylid zijn. Dit jaar waren er nul schrijvers op de brunch. Nul. Nou ja: ik was er, en Maartje Wortel, die dit jaar in de jury zit, en helemaal op het einde, toen het eigenlijk al afgelopen was, kwam Connie Palmen de eetzaal nog binnen. Er was heel veel eten over, de helft van de gedekte tafeltjes bleef leeg.
Het was machtig mooi weer, de boulevard van Vlissingen zag zwart van de mensen, iedereen at ijsjes, iedereen dronk frisse glazen witte wijn, de zon brandde, er waaide een verfrissend windje, nazomer op z’n best. Door het weer kwam het dus niet, de halflege eetzaal, het mysterieuze ontbreken van collega’s. Maar door wat dan wel? Ik heb geen flauw idee. Ik liet me er niet door terneerdrukken en maakte er het beste van door drie films te kijken én een literair evenement te bezoeken in boekhandel ’t Spui, u weet wel, van Margreet de Haan, bekend uit het boekenpanel van DWDD. Het thema was ‘zee’, maar de meeste schrijvers hadden dat niet begrepen of meegekregen, dus werd er over van alles voorgelezen, behalve over de zee. Saskia de Coster redde zich door een stuk voor te lezen over spermadonatie uit haar roman Nachtouders, en daarbij te zeggen dat er ‘in elk geval heel veel gezwommen wordt’.
’s Avonds, na het kijken van de film Downton Abbey – voor mij en mijn introducé een tikje lastig te volgen omdat we geen van beiden ooit een aflevering van de tv-serie zagen – was er een Boekenbal. De dresscode was ‘burlesk’. Nu zullen de meeste mensen niet eens weten wat dat woord betekent, maar in de Spiegeltent – waar tussen de middag nog de brunch had plaatsgevonden – was het erg burlesk. We dronken enorme glazen gin-tonic die twaalf euro per glas kostten en midden in de tent trokken meisjes en jonge vrouwen hun kleren uit en klommen in enorme glazen schalen met zeepsop. Ik had nog nooit eerder in mijn leven een striptease meegemaakt en vond het nogal, eh, hoe zal ik het zeggen? Ongemakkelijk. Omdat ik zo dichtbij stond dat ik allerlei ontblote lichaamsdelen kon zien trillen. Van de zenuwen bij de optredende dames, denk ik.
Gelukkig kwam toen Connie Palmen de tent binnen. Ze stevende recht op me af en we gingen zoenen. Niemand, maar dan ook werkelijk niemand, kan fijner zoenen dan Connie. Dat vind ik. Maar Connie, op haar beurt, vindt dan weer dat ik zo fijn kan zoenen. De twee ‘Natte Nonnen’ waren bezig, maar ze konden allebei hun concentratie niet vasthouden. ‘Wat een waardeloze show,’ zei Connie. ‘Ik vind het ergens wel opwindend,’ loog ik. ‘Een kinderhand is gauw gevuld,’ zei ze. Inderdaad. Ik had een topdag.