Alledaagse beslommeringen

Nadat Floris en ik op onze vaste plek in de Nims met takken hadden gegooid, wilde ik op de terugweg op een andere plek oversteken om nog weer verder nóg eens te kunnen oversteken. Ja, beetje ingewikkeld, maar ik snap het precies. Floris wilde er ineens heel snel uit en rende tegen prikkeldraad aan. We hadden allebei niet door wat dat voor schade had aangericht. Drie kwartier later lag ze bij dierenarts Dirk Kuntze op de tafel. Inmiddels is het verband verwijderd en ziet de wond er mooi droog uit, maar de kap moet nog tot aanstaande maandag op. Dat is zielig, zo’n kap. Ook ik kan niet wachten tot de hechtingen eruit gaan en ze kan likken wat ze wil aan dat rare, kale stuk op haar poot. Ze snapt niet zo goed dat je met zo’n plastic toeter op je kop ook kunt slapen. Er wordt hier in huis erg veel gegromd. Ook tanden worden ontbloot. Ze doet haar bijnaam eer aan, maar dat is gemeen om te schrijven.

Gisteren was ik jarig en was ik zoals gewoonlijk een beetje triest, of opstandig, of dwars, en kortaf en verre van gezellig. Ik ben altijd van alles op mijn verjaardag, behalve jarig. We hadden in de ochtend zes stuks gebak gehaald in Waxweiler, je weet maar nooit. Met FFP1-maskers voor van de Globus. De enige gast was Buurman Klaus, die rond vijven met een fles gin kwam aanzetten. Ik wilde nog een stukje met Floris gaan lopen, maar in plaats daarvan draaide ik om half zes de fles gin open. Het zal niet een verjaardag zijn die ik me altijd zal herinneren, zoals onze koning dat wel schijnt te hebben. Ik ben altijd hier in de Eifel en er rijden meestal een camper en een caravan aan. En vriend Henk is er vrijwel altijd. Maar de camper en de caravan staan nog in de winterstalling en Henk kan niet autorijden vanwege een operatie aan zijn been, maanden geleden alweer. In de tussentijd is ook hondje Bas nog doodgegaan. Denk daar maar eens aan als jullie vinden dat je het moeilijk hebt.

Maar goed, het wordt altijd vanzelf weer 29 april. Er staat net een brood in de oven, met Brotklee, een kruidenmix uit Süd-Tirol. De drukproef van De drie bestaat niet komt net binnen. De limiet voor contactloos betalen is ongemerkt verhoogd naar 50 euro, dat is handig. Het snakken naar regen duurt voort; er wordt ons elke dag wel iets beloofd, maar nattigheid uit de hemel ho maar. Floris ligt naast me te zuchten, we zullen zo een klein rondje gaan lopen, maar eerst moet het brood uit de oven. Tijdens het fietstochtje onlangs, waarbij ze in een speciale hondenrugzak zat, jammerde ze onophoudelijk zachtjes. Ik kon niet uitmaken of dat van ongeluk was of uit een wens om zélf te kunnen rennen, desnoods pal naast de fiets en dat ze het uitje evengoed toch wel aangenaam vond.

 

Duitse pijp en Mutske

Al 76 dagen geen reservekopie, lees ik als ik de laptop aanzet. Gisteren was dat 75 dagen, morgen zal het 77 dagen zijn. Dat reservekopieapparaat staat in Amsterdam. Het allerbelangrijkste mail ik zo nu en dan naar gmail.com, dan verlies ik dat bij een eventuele calamiteit niet. Het betreffende bestand heet “Kapper” en bestaat uit iets meer dan 30.000 woorden. Dat is een half boek.

De Duitse pijp (Aristolochia Macrophyla) die ik afgelopen herfst als twee kale staken meekreeg van mijn vader loopt uit [zie afbeelding]. Daar ben ik erg blij mee, de staken zagen er morsdood uit. De leipeer – aan de andere kant van de deur van de Hauswirtschaftsraum – heeft mooi gebloeid, maar ook een paar nachten lichte vorst gehad. Zojuist snoeide ik driekwart van de roodbladige Japanse esdoorn weg. Hij is nog niet volledig afgeschreven, onderin loopt-ie voorzichtig weer uit. De rododendrons beginnen te bloeien (het is 22 april!) en de zure kers is witter dan ooit. Over een week of twee zal ik al rabarber kunnen telen. Dat is nodig ook, want alle zelfgemaakte jam is op één potje na op.

Floris heet inmiddels ‘Mutske’.  Dat komt door Tonneke van die documentaire over ‘Tonnekes rijdende winkel’ in Tilburg. Die zit op een bepaald moment op de bank te roken, samen met haar pitbullachtige hond, die ze liefkozend ‘Mutske’ noemt. Dat was zo’n beetje het enige woord wat we konden verstaan, de rest van de tekst uit die documentaire is ons ontgaan, want er was geen ondertiteling. Soms valt Floris van de trap, dan is ze te haastig. Heel vaak kan ze de haar toegeworpen stok, terwijl ze er bovenop staat, niet vinden. Ze kan erg grappig niezen. Allemaal redenen de hond Mutske te noemen.

Het zwermt van de goudvinken op het vogelvoederstation en de grote bonte en middelste bonte specht wisselen elkaar af bij de mezenbollen. Afgelopen nacht heeft een of ander dier een aardewerken pot met een agave erin kapot gegooid, waarschijnlijk hetzelfde dier dat een tijdlang elke nacht de mezenbollen stal. De agaves staan op een etage van het vogelvoederstation. Een boomklever werkt al weken aan de verbouwing van mijn enige houten nestkastje. Rondom de ingang wordt aarde geplakt, waarschijnlijk aan de binnenkant ook. Blijkbaar kan er alleen in een kunstmatig nest genesteld worden als het er uitziet als in de natuur. De twee prachtig mooie mussenpotten die ik van Tuinmaat Han kreeg staan leeg. Misschien zijn het toch geen mussenpotten en moet een ander vogelsoortje de keramieken huisjes nog ontdekken.

Iedereen in Schwarzbach is gezond, al heeft buurman Max last van zijn knie en heeft buurvrouw Monika natuurlijk kanker. Coronagezond, bedoel ik. Er was een geval in Nimshuscheid, ik weet wie, maar die reed gewoon rond in zijn grote auto, draaide lukraak overal zijn raampje open, deed alsof er niks aan de hand was en organiseerde een reünietje met alle andere mannen met wie hij op wintersport geweest was. Apart volk, Eifelaars.

Overkokende melk [Trouw, 18 april]

Het fijne aan een regelmatig terugkerende column is dat je kunt reageren op reacties erop. Zo vond iemand op Twitter dat de manier waarop ik debuten lees voor de Anton Wachterprijs ‘degoutant’. Of je leest alles óf je neemt niet plaats in een jury. Dat was de strekking van haar tweet. Meestal – altijd eigenlijk – reageer ik niet op dingen die mensen vinden op Twitter. Op deze reageerde ik wel. ‘Degoutant?’ twitterde ik. ‘Wat betekent dat?’ Een behulpzaam iemand antwoordde: ‘Walgelijk.’ Aha. (Ik heb zo’n zin om nog eens in de een of andere talkshow te zitten en dat iemand dan met een verpletterende vanzelfsprekendheid begint over een ‘Godwin’ en dat ik dan in alle onschuld (omdat ik echt niet weet wat dat betekent) kan vragen wat dat in godsnaam betekent.) Het is een Frans woord, in dat land wordt het als dégoûtant geschreven. Weerzinwekkend, onsmakelijk, afschuwelijk. Best kras.

De column van twee weken geleden leverde zelfs een ingezonden brief op. In die column ging het over een vraag van boekhandelaren (ongespecificeerd) aan uitgevers om in deze onzekere tijden vooral commercieel aantrekkelijke boeken uit te geven. De briefschrijver schreef onder andere dit: ‘Maar waar komt toch zijn idee vandaan dat de boekhandel het meest verdient aan een boek? Ik werk al ruim twintig jaar als boekverkoper, maar als ik rijk had willen worden had ik een ander vak moeten kiezen.’ Ik vroeg het nog even na bij twee uitgevers. Van een boek dat twintig euro kost, zien de auteur, de schrijver en overige betrokkenen (drukker, vormgever, etc.) 11 à 12 euro terug. De rest is voor de boekhandel. Die natuurlijk ook kosten heeft, dat snap ik wel. Wellicht is ‘verdienen’ niet het juiste woord. Ik had en heb het puur over de verdeling van gelden van een boek dat twintig euro kost. Dat de betreffende boekverkoper er niet rijk van geworden is, daar kan ik natuurlijk ook niets aan doen.

Twee boeken van mij die op stapel staan, blijven op stapel staan. Er komt er een in mei en een in juni. Daaruit concludeer ik indirect dat ik – of in elk geval die twee boeken – ‘commercieel interessant’ ben – zijn -, want ja: ze worden niet uitgesteld. Dat streelt me, ik geef het toe. Ik ben ook maar een mens, met al zijn onzekerheden, en andere ditjes en datjes. In die zin hebben wij schrijvers toch een fijn leven hoor. Het ene boek, een tweede Privé-domeindeel, is al heel lang klaar. Ik hoef daar niets meer aan te doen. En dan valt de aanbiedingsbrochure van de uitgeverij in de bus, en daarin zijn twee pagina’s, met foto’s, teksten uit het boek, biografietje van de schrijver, ingeruimd voor dat boek. Ik kan gewoon rustig blijven zitten en uit het raam staren naar de sneeuw die veroorzaakt wordt door afwaaiende pruimenbloesem en de sleedoornstruiken die als overkokende melk op de heuvels staan en ondertussen komt zo’n boek op de markt. En dan valt een tweede brochure in de bus, weer met een foto, een andere dit keer, weer met ‘een van de bekendste en meest vertaalde schrijvers van Nederland’ (O, ja? denk ik dan altijd even) die dit keer een wandelboek heeft geschreven. Ook al klaar. Het moet alleen nog even gedrukt worden. En dan die twintig auteursexemplaren! Die je zo fijn kunt uitdelen aan je ouders, familie en vrienden. Die je – twee exemplaren – in je eigen boekenkast kunt zetten, aan het einde van een rijtje, zijnde het meest recent uitgekomen werk. Allemaal dingen die losstaan van verkoop of besprekingen. Dingen voor het plezier van de schrijver alleen.

Wie is hier de baas? [Trouw, 4 april]

‘Juist nu is het belangrijk dat er boeken blijven verschijnen, dat we campagnes blijven maken, dat onze boeken aandacht krijgen. De boekhandel heeft ons gevraagd om toch vooral alle commercieel kansrijke boeken wél te laten verschijnen, en om boeken die veel persoonlijke ondersteuning van boekverkopers nodig hebben liever uit te stellen. De komende tijd zullen we – uitgevers, marketing/verkoop en ik – per boek bepalen wat te doen. Het spreekt voor zich dat we jullie hier zo veel mogelijk van op de hoogte houden.’ Dit is een passage uit een mail die uitgeverijconcern Singel alle betrokkenen stuurde. Ik moest daar even diep over nadenken.

Er is natuurlijk altijd al de wie-is-er-nu-eigenlijk-het-meest-onmisbaar-in-boekenland-competitie gaande. Elke beroepsgroep zal kunnen beargumenteren dat hij de onmisbare schakel is in het verschijnen van boeken. Als een schrijver geen boek schrijft, zijn er geen boeken. Als een uitgever die boeken niet uit wil geven, kan de schrijver wel inpakken. Als de boekhandel de boeken niet wil verkopen, kunnen schrijver én uitgever wel inpakken, maar als er geen boeken en geen uitgevers zijn, hebben de boekhandels helemaal geen boeken om te verkopen. Kortom: iedereen in de ketting is een onmisbare schakel. Er is natuurlijk nóg een partij: de krant. Als de krant geen aandacht schenkt aan boeken, staan alle drie eerder genoemde partijen met lege handen. Het jammere is en blijft toch wel dat de schrijver financieel altijd aan het kortste eind trekt: hij of zij verdient veruit het minst aan het werk dat hij of zij geschreven heeft. Maar goed, dat vind ík, omdat ik schrijver ben. Het is nu eenmaal niet anders.

De boekhandel verdient het meest aan een boek en dat vindt de boekhandel ook volstrekt terecht, want ja: huur van het pand, salarissen van medewerkers, enzovoort. En nu, in de mail die ik kreeg, lees ik dus dat zij ook nog eens gaan dicteren wat er uit zou moeten komen in deze tijd. En de uitgevers, in elk geval deze uitgevers, laten hun oren daarnaar hangen. Een boek van een grote naam kan onbekommerd op de markt gebracht worden, want het is de naam van de schrijver die een lezer doet kopen. Ook online. Wat dat is het punt in deze natuurlijk: er komen minder mensen naar de boekhandel, en men verwacht dat de aankopen via internet flink zullen stijgen, dus een boekhandelaar kan niet dat ene in zijn ogen prachtige debuut aanprijzen, en verkopen.

Is dit wenselijk? Nou, ergens vind ik van niet. De media draaien, al dan niet zonder publiek, gewoon door. Kranten publiceren interviews met schrijvers, óók debutanten, kranten recenseren boeken, óók van debutanten of de meer obscure schrijvers. Iedereen blijft bij Mondo aanschuiven en als de mensen volledige corona-uitzendingen van Jinek of Op1 beu worden, zullen en kunnen daar ook schrijvers aanschuiven. Kortom: qua aandacht voor literatuur is er feitelijk niets veranderd. De boekhandels trekken onevenredig veel macht naar zich toe. Zij zijn bezorgd om hun eigen verdienmodel en zien daarbij de financiële gevolgen voor uitgevers en schrijvers over het hoofd. De boekhandels geven hiermee wellicht impliciet aan dat zij vinden dat zij de top van de apenrots zijn, terwijl dus – even los van wie er nou het meest verdient aan een boek – alle schakels van de literaire ketting even belangrijk zijn. Alleen hierom al vind ik dat uitgevers gewoon moeten uitgeven wat zij uit willen geven. Schrijvers hoeft ik niet te vertellen dat zij moeten schrijven wat ze willen schrijven. Dat doen ze toch altijd al, en als ze het niet doen, zijn ze geen knip voor de neus waard.

******

Er wam een ingezonden brief van een boekverkoper, met onder andere de vraag: hoe komt die Bakker er toch bij dat een boekhandelaar het meeste verdient aan een boek? Nou ja, het is nou eenmaal gewoon zo. Even los van bijkomende kosten: van een boek van 20 euro krijgt de schrijver 2 euro, de uitgever 2 euro en een boekhandel 9 euro. Punt. Hij klaagde dat hij er niet rijk van geworden was. Tja, dat is zijn probleem.