Niemand boos

Afgelopen weekend heb ik vier optredens gedaan. Vier, in één weekend, na maanden stilstand. Het was erg plezierig. En het waren eigenlijk twee keer twee optredens: ik deed twee keer op één dag min of meer hetzelfde. Twee keer een nagesprek bij het toneelstuk Perenbomen bloeien wit in Nijmegen en twee keer een optreden bij Onder de vulkaan in Groningen, vanwege het maximum aantal bezoekers dat een theater in mag. Op zaterdag zat ik daarom om kwart over drie in de middag met kinderen te praten over zelfmoord, daar had ik me niet op ingesteld. Ik schrok me rot. Maar het ging goed. En na de tweede voorstelling was er een oudere man die vond dat je kinderen zulke ‘zware onderwerpen’ niet aan kon doen. Maar toen riposteerde ik met een verhaal van Dolf Verroen over een grote en een kleine vis, en bezorgd commentaar van ouders en leerkrachten op het opeten van de kleine door de grote vis. Wat blijkt: kinderen identificeren zich met de grote vis! Die vinden het prachtig dat dat kleine visje opgepeuzeld wordt! Niks geen probleem. 

De laatste zin in het toneelstuk is: ‘Ik ben af!’ uitgesproken door Gerson (Leendert de Ridder, waar kinderen nogal eens opgewonden van raken, want hij is op tv Mees Kees), als de broers na de dood van Gerson nog eens het spel Zwart gaan spelen. Ik zag ’s avonds het stuk voor de vijfde keer en voor het eerst doorzag ik het: ‘Ik ben af’ betekent ‘Ik ben dood’. Wat een mooie omschrijving, zo simpel ook, en troostend. Ik ben af. Klaar, over, uit. Ergens ook: niet zo moeilijk doen. Het kwam nogal bij me binnen. Hij komt op conto van Josee Hussaarts, die verving het laatste hoofdstuk uit het boek door deze scène.

Zondag twee keer ondervraagd door Coen Peppelenbos en Roos Custers in het Grand Theatre. Samen met Aaldrik Pot, die vier maanden op Rottummerplaat zat, en Paul de Kort, landschapskunstenaar. En Floris, die zwierf door het theater, zat af en toe bij mij op schoot en jankte hinderlijk door de anderen heen, nooit door mij, dat doet ze dan wel weer goed. Ze ging alle bezoekers af, zo’n hond is een super spreader. Het was allemaal erg genoeglijk en gezellig. Het hele weekend. Mensen waren blij en lachgraag. Er was niemand boos. De treinreis naar Nijmegen ging prima en was rustig, de autorit naar Groningen en terug idem. Zaterdag en zondag theatereten gegeten, het kostte ons allemaal niks. Ik kreeg een verzilverd speldje van een gierzwaluw, om op een trui of jasje te prikken. En ik heb weer eens wat geld binnengeharkt, dat is ook wel lekker. 

Boze mensen, deel 5

Maandagochtend. Het is al twee dagen bíjna droog. De Eifel deed de afgelopen weken zijn reputatie eer aan. ‘Jij schreeuwt toch altijd om regen?’ zegt buurman Klaus. ‘Ja,’ antwoord ik, ‘maar niet nu! Nu hebben we er niks meer aan.’ Mussen op het vogelvoederstation, zo nu en dan is de middelste bonte specht er ook weer. Waar zo’n beest blijft in de tussenliggende weken? (Te herkennen aan het rode hoedje, zie afbeelding.) Klaus vertelde ook dat Eifelkreis Birburg-Prüm een ‘Corona Hot Spot’ is momenteel. Twee verjaardagsfeesten en de aantallen in de gemeente zijn meer dan verdubbeld. We naderen Alarmstufe Rot. Ja, ook in Duitsland zijn mensen onverantwoordelijk, ik merk het zelf, opdat Nederlandse kranten die schrijven dat het bij de ‘Oosterburen’ zo goed gaat dat even weten.

Ik houd mijn hart vast voor de Nederlandse persconferentie van morgen. Aankomend weekend heb ik eindelijk weer eens een paar optredens, in Nijmegen en Groningen, waarmee ik geld verdien. Tot nu toe gaan ze door, beide theaters zijn  coronaproof. Maar is het na morgen nog steeds coronaproof? Sowieso zullen we bij terugkeer in quarantaine moeten, en ons laten testen in de Teststrasse in Bitburg.

O ja, boze mensen deel 5. Heeft te maken met Saskia Bellerman en Peter R. De Vries (‘Deze verklaring is volstrekt leugenachtig’) en bevooroordeelde talkshowpresentatoren. Nooit eerder was me opgevallen hoe zoiets werkt bij grote rechtszaken, misschien omdat het nu anders of erger is dan anders? Ik ben van de weeromstuit bijna op de hand geraakt van Jos B. Die morele verontwaardiging, en daardoor morele superioriteit, van al die mensen. Is het de taak van een rechtbankverslaggever dat ze alles wat er uit het kamp Jos B. komt persoonlijk ontkracht en in twijfel trekt? Lijkt mij niet, een beetje objectiviteit kan geen kwaad. Verslaggeven is verslag geven, niet duiden. Tegen de tijd dat op tv de slachtofferverklaringen getoond werden, had ik er zulke bedenkingen bij dat ik het verbeten gezicht van de moeder moeilijk aan kon zien (‘U bent een roofdier.’). Bovendien: het waren geen slachtofferverklaringen, het waren nabestaandenverklaringen. Tegenover een man die verdacht is en die al dan niet terecht alleen kan zeggen: ‘Wat u van mij wilt horen, kan ik niet zeggen.’ Volgens mij zei hij op een bepaald moment ‘Uw wens is niet mijn waarheid.’ Dat vond ik mooi gezegd. Hij is een verdachte, hij is (nog) niet schuldig. Maar ja, het volk weet precies hoe het zit. Het volk wil gerechtigheid, het volk wil lynchen. Het volk beweegt in grote groepen, dat maakt het volk ook zo angstaanjagend en bedreigend. Boos ben ik eigenlijk niet eens, dat is een te groot woord. Misschien ben ik alleen maar onthutst.

Boze mensen, deel 4

Ik ben zelden boos in het werkelijke leven. Ik bedoel: op mensen van vlees en bloed tegenover me. Eigenlijk nooit. Héél zelden laait er even iets van drift op tijdens een discussie over het een of ander, maar dat heeft dan met het onderwerp te maken, wat me op zo’n moment klaarblijkelijk meer aan het hart gaat dan ik dacht. Nee, ik wind me op over dingen die ik lees of dingen die ik zie. Een paar dagen geleden dit, op Twitter: ‘Het leven is soms zo wreed, en leed altijd oneerlijk verdeeld.’ Van een vrouw wier neefje overleden was. Ik ken haar niet, ik krijg zulke dingen te zien omdat mensen die ik volg zo’n bericht liken. Ze sluit af met ‘Zorg goed voor elkaar, heb het leven lief, en wees mild voor een ander.’ Dat laatste laat ik nu even zitten, maar daar heb ik ook mijn bedenkingen bij (omdat zij zo’n klap te verwerken heeft gekregen, is ze in staat, en gerechtigd, zulke clichéwaarheden over ons heen te storten en de lezer kan er niets tegenin brengen, juist weer vanwege het grote verdriet).

Deze vrouw zegt feitelijk: prima als er andere mensen doodgaan, maar nu het mij van dichtbij treft, is het leed oneerlijk verdeeld. Heeft ze niet nagedacht voor ze dit tweette? Wat is er ‘oneerlijk’ aan als iemand doodgaat? Waarschijnlijk is het altijd oneerlijk en dan is er helemaal geen reden om te schrijven dat het leed oneerlijk verdeeld is. Of het is altijd eerlijk en ook dan staat iedereen gelijk. Het zijn termen – eerlijk/oneerlijk – die helemaal niets te maken hebben met doodgaan. Die je – vind ik – ook niet mag gebruiken omdat je er impliciet maar keihard mee aangeeft dat het wél eerlijk is wanneer iemand anders doodgaat. Goed, ik zie het voorbij komen, en ik wind me op.

Gisteravond zaten we tv te kijken. Nou ja, de tv stond aan, ik was ondertussen even aan het mailen. Zegt iemand: ‘die en die moest naar het toilet.’ ‘Wc!’ riep ik, doortikkend aan mijn mailtje. En daarna: ‘Zullen wij ook eens Michael Spicer-achtige filmpjes gaan maken?’ Tik die naam maar eens in op internet. Hij is een Britse komiek die doet alsof hij Trump of Johnson of anderen influistert tijdens toespraken en interviews. The room next door. Dat is heel erg grappig. Hij is vaak quasi-boos. Je kunt hem volgen op Twitter. En natuurlijk gaan wij geen Michael Spicer-achtige filmpjes maken, want dat doet hij zelf al. Wij beschelden en becommentariëren alles wat we zien in de beslotenheid van de woonkamer, dat is meestal het beste. Wij maken of breken de politiek, wij weten dat je ‘wc’ zegt en niet ‘toilet’, wij vinden Op1 saai en snappen wel dat de mensen liever naar Jinek kijken en we worden niet langer boos als een persoon of bedrijf ‘het verschil wil maken’, we lachen ons daar inmiddels rot om, en we verzuchten: ‘Ja, janken maar weer,’ als iemand een gerepareerd geliefd heirloom komt afhalen in The Repair Shop op de BBC. En: komt M nog eens terug of moeten we het voortaan doen met Fidan en Renze?

Boze mensen, deel 3

Ik ben – na een lange dag vol zelfmedelijden – voor de vierde keer begonnen aan Meneer Beerta. Geen beter medicijn tegen zelfmedelijden dan Voskuil. En ik heb iets ontdekt! Iets waar ik al drie keer overheen gelezen heb! Diewertje Blok wordt geboren op bladzijde 60! En dat leidt op bladzijde 61 tot een woede-aanval van Dé Haan:

“Meierink kwam de kamer in. Hij bleef bij de deur staan. ‘Zojuist belt de heer Balk, meneer Beerta. Hij blijft vandaag thuis omdat hij vindt dat de baby vandaag geboren moet worden.’
Beerta draaide zich langzaam om. ‘Zo, nu al?’
Meierink lachte schaapachtig, zich verkneukelend om wat hij ging zeggen. ‘Hij zegt dat de baby vandaag moet komen, want hij wil morgen naar de lezing van professor Goedkoop.’
‘Juist!’ zei Beerta zonder een spier van zijn gezicht te vertrekken.
‘Alsof hij dan al naar die lezing kan, als die baby vandaag komt.’
‘Waarom niet?’ vroeg Beerta ijzig.
‘Nou, hij zal toch van alles moeten doen? Naar de burgerlijke stand en zo?’
‘Welnee, dat kan best. Dat is maar een ogenblikje werk, zo’n baby.’
Meierink was daar kennelijk minder zeker van, maar omdat hij het zelf nooit bij de hand had gehad, waagde hij het niet zijn Directeur tegen te spreken en hij verliet de kamer. Beerta draaide een al eerder gebruikt papier, waarvan hij een hele stapel in een vak van zijn bureau had liggen, met de ongebruikte kant naar zich toe in zijn machine en tikte de titel van een boek over. Hij dacht even na, bedacht zich, stond op, liep met kleine pasjes naar de deur, opende die en bleef in de deuropening staan. ‘Ik hoor zojuist van Meierink dat mevrouw Balk vandaag een baby krijgt.’
‘Nou en?’ hoorde Maarten juffrouw Haan zeggen. ‘Dat wisten we toch al? Dat is toch geen nieuws?’
‘Dat is geen nieuws,’ hij sprak de woorden nauwkeurig uit, alsof hij zich dwong tot precisie, ‘maar ik vraag me af of wij daar niet iets aan moeten doen, een bosje bloemen of zo.’
‘Je bedoelt zeker dat ik daar voor zorgen moet! Nou, ik denk er niet over!’
‘Vrouwen zijn daar over het algemeen beter in dan mannen. Vrouwen zijn fijngevoeliger.’
‘Ja, dat zeg je nu, omdat dat je zo uitkomt. Vraag het je assistent maar, die zal ook weleens bloemen hebben gekocht.’
‘Die heeft het te druk.’
‘Ik heb het ook te druk. Dan vraag je het maar aan Meierink!’
Dat idee sprak Beerta blijkbaar meer aan, want Maarten hoorde hem doorlopen naar het eerste lokaal.”

En: er is de áánkondiging van de geboorte van Diewertje Blok. Nergens wordt later vermeld of het ook inderdaad gelukt is, op die dag, omdat haar vader vond dat het uitgerekend op die dag moest gebeuren. Als het gelukt is, heb ik hoogstpersoonlijk dit hoofdstuk kunnen dateren op 8 augustus. Er wordt een bos bloemen gekocht voor zeven gulden vijftig, dat is niet niks in 1957.

Op de afbeelding P.J. Meertens (1899 – 1985)