Gisteren was ik, zoals altijd op 28 april, jarig. Ik heb mooie cadeau’s gekregen: van twee mensen vogelvoer, een blauwe agapanthus, een boek, een paar kleine lavendels, zonnebloemenzaad en twee corona-zelftests. Het was drukker dan het in jaren was geweest. Alles buiten, dat kon, tegen de avond deed M de buitenkachel aan. Maar het allermooiste van mijn verjaardag was dat voor het eerst de etensgasten zélf hun eten geplukt hebben. Ze moesten er drie kilometer voor lopen. Floris en ik speelden met de bal in de Nims, de anderen stonden voorovergebogen daslook te knippen. Daar maakte ik ’s avonds een grote pan soep van. Ik geloof dat iedereen het lekker vond, het was in elk geval heel erg gezond. ‘En,’ zo zei ik tegen buurman Rinus, die ons net met zijn grote auto plus aanhanger naar het Dänisches Bettenlager bracht zodat wij er ons nieuwe matras konden ophalen, ‘er is niemand aan doodgegaan.’ Daarop pakte M zijn telefoon erbij en las een bericht voor van de SWR-app over een echtpaar uit de buurt van Koblenz dat dacht daslook geplukt te hebben in het ziekenhuis is beland, waar de man inmiddels is overleden. Volgens het bericht hadden ze het zeer giftige Herbstzeitlose geplukt. Herfsttijloos! Die bloeien in de late zomer kaal, als een krokus, maar het blad ontwikkelt zich in het voorjaar en lijkt inderdaad verrekt veel op het daslookblad. Ik wist dat er verwarring op kan treden met het lelietje-van-dalen, hoewel die toch wel een stuk later opkomt dan daslook, maar, hoe dan ook, als je een pan lelietjes-van-dalen opeet ben je wel even zoet op de wc. Ook giftig, maar vrijwel nooit met dodelijke afloop. Vandaag is iedereen weer weg en vannacht gaan wij als roosjes slapen.
Maand: april 2021
Onbegrijpelijke dingen op zondag
Nog even los van de omstandigheid dat als je je fiets op slot zet, met zo’n ouderwets anwb-slot, dat is een slotje door het achterwiel, en dat dan vrijwel ALTIJD het metalen schuifje tegen een spaak aankomt, wat, als je kijkt hoeveel lucht er tússen de spaken zit, eigenlijk nauwelijks zou kunnen gebeuren, vandaag twee (andere) in mijn ogen onbegrijpelijke dingen. Wij spelen nogal eens Keezbord, dat is een soort modern mens-erger-je-niet, met kaarten. Een heel belangrijke kaart is de zogenaamde opzetkaart; als je die niet in handen krijgt, mag je niet je pion opzetten en val je dus buiten het spel. Nu is het zo dat één iemand van de vier (het kan ook met meer of minder mensen gespeeld worden, maar voor het gemak schrijf ik hier vier) onveranderlijk het haasje is. Eén van de vier spelers zit ALTIJD rondenlang toe te kijken omdat hij of zij geen opzetkaart krijgt. Dat kan niet. De kaarten worden geschud, alles is volstrekt willekeurig en tóch valt ronde na ronde dezelfde persoon uit de boot. Het kan niet, schrijf ik, maar het gebeurt toch. Is daar een of andere kansberekening voor, dat het toch ineens verklaarbaar is?
Het tweede ding betreft mijn tulpen. Ieder jaar, meestal eind juli, haal ik de tulpenbollen uit de grond. Dat is het beste voor tulpen, anders verdwijnen ze in de loop van de tijd, anders dan narcissen, die gedijen juist bij het in de grond laten zitten. Ik gooi ze allemaal bij elkaar in een kartonnen doos. Ik tip niet de roze tulpen met een rood stickertje aan, en de witte krijgen geen wit stickertje, de wilde tulpen geen zwarte stip. Tijdens de zomer schud ik die doos ook nog eens een paar keer op, om schimmel tegen te gaan en losse vliesjes te verwijderen. Volstrekte willekeur, geen idee wat voor tulp er uit welke bol komt. En nu staan alle witte tulpen bij elkaar in een border. Allemaal, er zit niet één andersgekleurde bij. Dat kan niet. Ik heb ze hapsnap in de grond gezet, ik graaide en pootte maar wat in het wilde weg. Daar kan ik me het hoofd over breken. Doe ik onbewust toch iets waardoor alle witte tulpen bij elkaar terechtkomen?
Voor nu laat ik het even los, het is mooi aprilweer, de hond moet er nog uit en daarna begint Liège – Bastogne – Liége, zoals ze in Wallonië zeggen. Nog zo iets: bastognekoeken zouden in het Nederlands eigenlijk bastenakenkoeken moeten heten.
Babbeldingetje op zaterdag
Het is vandaag 24 april en de sleedoorns beginnen voorzichtig te bloeien. Dat heb ik nog nooit meegemaakt. Normaal gesproken zijn nu de heuvels hier overdekt met romig witte vlakken. Het is een erg koude april, die zich in al zijn wreedheid toont. Ik heb eigenlijk nog helemaal niet gesleept met de planten die binnen overwinteren. Bijna elke dag pluk ik door lichte vorst verwelkte vioolbloemblaadjes. Stiefmütterchen heten die hier. Alles staat stil, zegt buurman Klaus ten overvloede, en bij Rinus en Lien lijkt de eerste pas aangeschafte en geplante peer al ter ziele. Ik kocht mijn zwarte bessenstruiken later, die staan er goed bij. Het ‘gazon’ is min of meer verwoest door alle sneeuw van de afgelopen winter. Ik hoop dat het gras uit zichzelf nog een beetje uitstoelt.
Wij Rhijnland-Pfalzers mogen absoluut geen wild zwijn eten. Dat las M. voor. ‘Waarom niet?’ vroeg ik. ‘Heerst er mond-en-klauwzeer?’ Nee, er heerst geen MKZ, het heeft alles te maken met Tsjernobyl. ‘Maar dat is vijfendertig jaar geleden!’ riep ik. Die zwijnen hier vreten Hirschtrüffel – hertentruffels – en die houden nog steeds radioactieve stof vast. Na vijfendertig jaar! Nu eten wij sowieso geen wild zwijn, want dat smaakt erg vies, we eten liever kalkoen.
Verder hebben mensen die kruiden aan het zoeken waren in het woud een skelet gevonden. Tussen Rommersheim en Fleringen, hier zo’n tien kilometer vandaan. De menselijke resten lagen in een betonnen put van zo’n anderhalve meter diep. Al snel werd duidelijk, omdat er ook spullen gevonden werden, dat het ging om een man die in 2009 verdwenen was. Twaalf jaar geleden werd de toen 72-jarige man ondanks een intensieve zoekactie niet gevonden. Er wordt nog onderzocht hoe de man om het leven is gekomen, vandaar dat zijn identiteit nog niet is prijsgegeven. Twaalf jaar! Waar is mijn man, waar is mijn vader, waarom is hij weggegaan?
Het goudvinkenpaartje dat al twee jaar bij Klaus in een conifeer nestelt is verhuisd. En wel naar mijn opgekroonde en in vorm geknipte hulstboom. Ik heb het Klaus nog niet verteld. Hij gaat dat niet leuk vinden, dat ik – waarschijnlijk door allerlei lekkers op mijn vogelvoederstation, waar ze nu veel dichter bij in de buurt wonen – zijn vinkenpaartje heb weggelokt. Op de afbeelding het vrouwtje, dat is op een veel minder schreeuwerige manier dan het mannetje ook erg mooi. De boomklevers hebben alweer een aantal vijanden omgebracht, in elk geval een pimpelmees en een geelgors. Rotvogels.
Bij een ZEMBLA-uitzending
Iemand wees me op de ZEMBLA-uitzending van gisteravond (15 april) over het afbouwen van antidepressiva. Die iemand weet dat ik volgende week een on-lineafspraak heb met een psychiater die – hoop ik – veel verstand heeft van medicijngebruik. Zoals verwacht was het ontluisterend. De allerbeste manier om af te kicken is met zogenaamde ‘taperingsstrips’ (uiterst nauwkeurig afgewogen elke dag ietsje minder) en die worden door vrijwel alle zorgverzekeraars niet vergoed, waardoor mensen noodgedwongen in veel gevallen dan maar gewoon ‘doorslikken’, waar de makers van die middelen dan weer niet al te veel op tegen hebben. Voor alle duidelijkheid: afbouwen gaat vaker wel dan niet gepaard met akelige bijverschijnselen.
De moeilijkheid van een antidepressivum – in tegenstelling tot het gros van de medicijnen – is dat elk mens er anders op reageert. Wat de een prima helpt, doet voor een ander niets. Het heeft ook totaal geen zin om jouw middel aan te prijzen bij een andere depressieveling. Ik ben weleens boos geweest bij de apotheek. Ik kwam voor mijn gebruikelijke middel en toen kreeg ik een ander doosje, van en andere fabrikant. ‘Die blief ik niet,’ zei ik. Ja maar, kreeg ik te horen, het is precies dezelfde werkzame stof. Dat is niet zo. Het minste geringste verschil kan al funest zijn. ‘Werkzame stof’, oké, maar in zo’n pil zitten ook andere stofjes, ‘niet-werkzame’ stofjes die de pil tot pil maken. Het luistert ontzettend nauw en dat zo’n apotheek daar lichtzinnig of zelfs achteloos mee omgaat is onbegrijpelijk. Zo leidde bij mij de overgang van citalopram naar escitalopram, met een slikloze periode van een klein jaar, tot Knecht, alleen. ‘Precies dezelfde werkzame stof, hoor.’ Ammehoela. Inmiddels mogen mensen van mij daar over grappen dat het wel mooi een boek heeft opgeleverd. Ik kan daar zelf ook wel om lachen.
Die afspraak met een mij onbekende psychiater gaat over die escitalopram. Die slik ik sinds september 2018. Na maanden van de meest vreselijke ellende sloeg het eindelijk aan. Tenminste, dat dacht ik. Ik was zó blij dat ik weer enigszins normaal kon functioneren, dat alles een meevallertje leek. Als ik terugdenk aan die laatste maanden van 2018 leef ik nu als het ware in de hemel. Maar het is een ‘hemel’ in vergelijking, niet de zuivere hemel. Ik begon langzaam te beseffen dat het spul me weinig goeds brengt. Ik fluctueer – in overleg met mijn therapeut die inmiddels met pensioen is – al meer dan twee jaar met de dosering en dat op zich is al een slecht teken. ‘Ik verlang zo terug naar mijn oude, vertrouwde citalopram’ zeg ik tegen de therapeut, waarop hij me er volstrekt terecht op wijst dat resultaten behaald in het verleden geen garantie bieden voor de toekomst; nog zoiets van een antidepressivum in tegenstelling tot twee paracetamolletjes, die altijd, nu en over 20 jaar, mij van mijn hoofdpijn afhelpen.
Om eerlijk te zijn vind ik het doodeng. Vandaar dat ik via de huisarts dat ene consult heb geregeld met een psychiater. Zelfs toen ik bij de huisarts was en hij me vroeg of ik over wilde op een ander middel, moest ik zeggen dat ik dat niet wist. Toen hij vroeg of ik niets meer wilde, wist ik dat ook niet. Ik weet niet wat wijsheid is. Ik weet niet of ik zonder wil of kan, ergens weet ik niet eens meer hoe ik me ‘normaal gesproken’ voelen moet. Maar wat je hebt, heb je. Ik weet nu, met de escitalopram, waar ik aan toe ben, als jullie begrijpen wat ik bedoel.
Nog iets over die docu: alle mensen die meededen zeiden dat ze af wilden bouwen omdat ze niet langer depressief waren. Punt. Ja, hè, hè, dacht ik toen, dat is natuurlijk omdat je een antidepressivum slikt! Daar werd verder niet op ingegaan. Alweer zo’n onzekerheid met antidepressiva: voel je je goed omdat het middel je van je depressie heeft afgeholpen en heeft het geen nut meer, of voel je je goed omdat je juist door slikt? Hoe voel je dat? Hoe weet je dat? Nou ja, daar kom je dus achter als je afbouwt. Duivels dilemma. (Hiermee heeft Teo, die gisteren reageerde, een soort van antwoord.)
Duur matras
We hadden vandaag twee Termine. Om 11:30 bij het Dänisches Bettenlager en om 12:30 bij Messerich. Allebei in Bitburg. Het eerste wat ik zei toen we bij de beddenzaak binnenkwamen was: ‘Es soll nicht unbedingt 500 Euro kosten.’ Waarbij soll hier meer de betekenis ‘hoeven’ had. Ik durfde dat te zeggen omdat we speciaal geholpen werden door Adelheid, de zuster van buurvrouw Monika. En die ken ik. Goed, wij liggen en weer opstaan, liggen en weer opstaan en dat ene matras was toch echt het lekkerste. Afgeprijsd van 1000 naar 500 euro. Alleen dáárom vertrokken we met een aankoopbon voor een matras van 500 euro. Het matras zelf kunnen we over een week of drie ophalen.
Onderweg naar Messerich, dé herenmodezaak van Bitburg, wipte ik even binnen bij Eselsohr, de boekhandel van Bitburg om te zeggen dat er binnenkort twee nieuwe boeken in het Duits uitkomen. De vrouw in de winkel kende ik niet. Ik vroeg waar de cheffin was. ‘Wie is de cheffin?’ vroeg ze. Dat kon ik haar niet zeggen omdat ik de naam van de cheffin vergeten was. Zij noemde een naam. ‘Ja, die,’ zei ik. Nou, die was er niet meer want de winkel was in andere handen overgegaan. Heel veel handen, een groep mensen had hem gekocht zodat hij zou kunnen voortbestaan. (Ein Konsortium, zei ze.) ‘Ach,’ zei ik. Wat of ik wilde? Zocht ik iets? Nee, nee, zei ik, ik kwam alleen even vertellen dat er binnenkort twee boeken van mij uitkomen. Dat vond de vrouw een lastige opmerking, ik zag het ondanks haar Mundschutz. ‘Ik heb hier ook weleens een lezing gehouden, vandaar,’ maakte ik het nog moeilijker. Of ik al mijn boeken altijd via Eselsohr aan de man bracht? Wilde ze weten. ‘Eh, nee,’ zei ik. ‘Maar u heeft vast geen enkel idee wie ik ben?’ Nee, zei de vrouw. Geen flauw idee. ‘Nou,’ zei ik, ‘dan heeft het ook geen zin om deze vooraankondiging te doen.’ Daar gaf ze me gelijk in. Ze vroeg niet wie ik dan wel was. Jammer, want dan had ik – zoals in De 3 bestaat niet staat – kunnen zeggen dat ze te maken had met de weltberühmte Niederländische Schriftsteller Gerbrand Bakker. Ik keek de winkel nog even rond, zag dat de literatuur grotendeels vervangen was voor van die boeken met schreeuwerige omslagen en Engelse schrijfstersnamen en een sticker met 9,99 of 15 euro erop en vertrok.
Bij Messerich slaagde ik prima, zoals dat heet. Twee broeken maar liefst. M. kocht een jekkie met een capuchon. ‘Leuk, hoor,’ zei ik. ‘Nu zie er net zo uit als Tuinmaat Han.’ Die draagt ook altijd jekkies met capuchons, of een hoodie zoals dat tegenwoordig heet.
Wie?
Wij denken graag dat ‘de literatuur’ een nogal belangrijke rol speelt in het leven. Wij, dat zijn mensen zoals ik, die nogal wat andere schrijvers kennen, de krant lezen, naar de opera of toneel gaan, boekenrecensies spellen, ons een beetje met politiek bemoeien, ons zorgen maken om het klimaat, kortom: mensen die tegenwoordig ‘links’ genoemd worden, hoewel dat volstrekte onzin is. Links en rechts bestaan al enkele jaren helemaal niet meer, maar niemand die dat in de gaten heeft. Soms word je met de neus op de keiharde feiten gedrukt. Hier in huis wordt vaak naar Pointless gekeken, een spelshow van de BBC, rond etenstijd. Laatst was er een vraag waarbij gevraagd werd naar de schrijver van Midnight’s Children, inclusief initialen (SR). ‘Salman Rushdie!’ werd hier vanaf de bank geroepen. Slechts 13 van de 100 mensen wist dat. Dertien! Zo’n wereldberoemde Brits-Indische (dus in het geval van Pointless inheemse) schrijver! J.D. Salinger was een ander antwoord, en dat wisten nog minder mensen.
Dus. Reken maar dat hier in Nederland het gros van de mensen zich helemaal niet bezighoudt met literatuur. Die geen schrijversnamen kent, laat staan boektitels. Je moet er, vind ik, ook altijd vanuit gaan dat niemand je kent, dat voorkomt pijnlijke momenten wanneer je naar de tv kijkt en daar allerlei jou volstrekt onbekende mensen zitten te oreren alsof ze Jezus zelf zijn, of zeggen: ‘Vrees niet, hoor. Ik ga niet voorgoed in Amerika wonen’ met een vanzelfsprekendheid en een aplomb, terwijl ik op de bank zit en denk: wie is dat in godsnaam? Dat is pijnlijk, plaatsvervangend pijnlijk. En dat zijn dan nog mensen die door een veel groter deel van de Nederlandse bevolking wél gekend wordt. Geen schrijvers, maar ‘presentatoren’ of ‘influencers’. Hoe dan ook: bescheidenheid past.
Neemt niet weg, of: juist daarom, dat ik hier even wil terugkomen op dit dingetje, waarin ik schijnbaar zomaar drie boeken noemde die ik toen nog niet gelezen had. Schijnbaar zomaar, want Entius ken ik, met Heijmans was ik in Montpellier en met Kuypers wissel ik wel eens wat uit op Instagram. Inmiddels las ik alle drie de boeken en het zijn zonder uitzondering, en elk op een eigen en unieke manier, heel mooie boeken die ik met heel veel plezier gelezen heb. Gewoon schrijvers van eigen bodem, geen Rushdies of Salingers, die niets onderdoen voor de buitenlandse schrijvers die wij hier zo graag hoog in de CPNB Top-60 hebben staan. Lees ze ook maar (als je daar zin in hebt, natuurlijk) en onthoud de schrijversnamen. Je weet maar nooit of je er tijdens het meedoen aan een quiz nog voordeel van hebt.
Recensie
Ik geloof dat ik alle Passions gezien heb. Ik maak er iets van als het Songfestival. Zitten en kijken. En vergelijken. Die van gisteravond was één van de slechtste. Alleen Judas die een Nederlandse versie zong van I’m only human van Rag’n’Bone Man ging wel. Ik vond, en dit is gegroeid door de jaren heen, Jezus een manipulerende, onaardige, hooghartige, quasi-gepijnigde man. Niet boeiend ook. Hij is als Kuifje naast Bianca Castafiore of Tom Poes naast Bommel. Ik keek liever nog naar Tooske Ragas of die kok van Binnenste Buiten of die rooie bakkersjongen uit Heel Holland Bakt en toen Umberto Tan vanuit zichzelf, dus ongescript, ‘Wauw, heftig’ zei, brak ik. Vanaf dat moment zei ik bij alles, bijvoorbeeld wanneer Trijntje Oosterhuis een lied inzette: ‘Wauw, heftig!’ M. keek tegenstribbelend mee, hij moest wel, want ik keek. En toch zei ik tegen vriend Henk, die belde vanaf de fiets: ‘Hé joh, ik kijk The Passion, bel straks maar terug!’
En tegelijkertijd ging het op alle andere zenders over een debat, of was dat debat zelfs te zien, daar wil ik vanaf zijn. Ook dat werkte niet mee: zo’n verhaal als oud brood nóg eens brengen terwijl elders Mark Rutte wellicht afgeslacht werd. Dat was, zeg maar, ietsje urgenter. Ik wilde dat toch ook een beetje meekrijgen omdat ik op 17 maart iets bizars gedaan had. Ik heb op Sigrid Kaag gestemd. Ik, SP’er in hart en nieren, sinds mensenheugenis lid van de Partij. Dat kwam door een optreden van haar in Jinek, de avond van de 16e maart. Ze zag er dodelijk vermoeid uit. Ik dacht: ik wil Sigrid Kaag als premier. Hoe pakken we dat aan? Nou, stap één was op haar stemmen. En stap twee leek gisteravond plaats te grijpen. Rutte weg, ruim baan voor Kaag. Ze lijkt heel erg op de premier uit Borgen, hoewel die zwart haar had. En ik meende me te herinneren dat Birgitte Nyborg op een nogal onconventionele manier premier van Denemarken geworden was: de vrouw die vanuit een moeras van gekonkel en gemanipuleer ineens als lotusbloem boven komt drijven. Een tweede reden om niet op de SP te stemmen was, eerlijk is eerlijk, omdat ik nu eens niet in het kamp van de losers terecht wilde komen. Ik wilde weleens winnen bij de verkiezingen.
Vanochtend las ik in de krant dat Rutte niet weggestemd was, op drie stemmen na. Maar ook las ik dat zijn geloofwaardigheid ernstig en wellicht blijvend is aangetast. Als hij nu eens klasse zou willen tonen, wordt hij minister van buitenlandse zaken. Dat zou hij prima kunnen, hij hoeft om te beginnen nooit zijn vrouw of man alleen te laten. Binnen de VVD is verder niemand die premier kan worden. Het zou ook weleens tijd worden, een vrouwelijke premier in Nederland.