Abnormale Pinksteren

Pinkstermaandag. Voor het tweede jaar gaat de Rad Erlebnistag niet door. Dat is hier zo’n beetje het hoogtepunt van het jaar. Van Rommersheim tot Rittersdorf is de L5 afgesloten voor gemotoriseerd verkeer en kunnen mensen 35 kilometer lang onbelemmerd fietsen, wandelen of skaten. Op zich kan zoiets best doorgang vinden natuurlijk, ware het niet dat het niet zozeer om het fietsen, lopen of skaten draait, maar om alle stopplekken onderweg. Waar je bier kan kopen en worsten en wafels met warme kersen en slagroom en Reibekuchen. Nimshuscheidermühle en Feuerscheid organiseren de Rastplatz bij ons om en om. Het ene jaar staat het echt om de hoek, het andere jaar moeten we er de brug voor over. Het ene jaar is het, om het zo maar te zeggen, bij buurman Klaus voor de deur, het andere bij Christa van voorheen dakdekker Rudi. Nu is het doodstil en bovendien regent en waait het. Ik vermoed dat na april deze mei als een van de koudste en natste van de afgelopen twee eeuwen de boeken in gaat.

Gisteren was ik nog even in het ziekenhuis in Prüm, om een foto te laten maken van mijn rechter grote teen. Die bleek niet gebroken te zijn, nadat ik in plaats van tégen Floris’ bal keihard in het terras had geschopt. Het was er als een scène uit een postapocalyptische film, moederziel alleen hompelde ik door de lange gangen, van de huisartsenpost naar de eerste hulp en vandaar weer naar radiologie, en toen weer terug naar de eerste hulp, beladen met formulieren die ik op verschillende plekken had moeten invullen. De pinksterhuisarts van dienst kwam uit Tadzjikistan. Ik kon hem niet verstaan, maar hij was enorm vriendelijk. Waar de eerste hulparts vandaan kwam, weet ik niet, maar ook hem kon ik niet verstaan. Hij was iets minder vriendelijk. De enige die ik goed kon verstaan was de radiologe, die mij complimenteerde met de geweldige show vanuit Rotterdam. Hoe Italië in godsnaam had kunnen winnen ging haar pet te boven. ‘Gute Besserung!’ riep de achter haar balie verscholen receptioniste me nog na. Buiten stond één man te roken. In een garage was een eenzame ambulancebroeder bezig. Ik denk dat ze daar dolblij waren dat ze een klant hadden gehad, ik denk dat ik me niet schuldig hoef te voelen dat ik een uur lang het Duitse gezondsheidssysteem min of meer voor niets had belast. En passant wel lekker ibuprofen van 600 mg in huis.

De teen klopt inmiddels niet meer (‘tokkeren’, noemt mijn moeder dat) en hij wordt al mooi bont en blauw, dank u wel. Over een paar dagen kan ik vast weer normaal lopen. Er is ons mooi weer beloofd, met uiteindelijk wel 18 (achttien!) graden en zon, maar dat schuift steeds een dag op en er komen dagen van 12 graden en regen voor in de plaats. 

Auto, Giro, graf, glazen oog en camping

Sommige dagen verlopen als stroop, sommige weken waaien weg als paardebloemenpluis. We kochten deze week een nieuwe auto in Zoetermeer en bezochten het MH-17 monument in Vijfhuizen. Dat is tamelijk indrukwekkend. Alle bomen die kunnen bloeien, bloeiden. De 15 bemanningsleden hebben een aparte status, uitsluitend zij hebben een linde. Floris kreeg een paniekaanval omdat er op het nabijgelegen Schiphol geknald werd vanwege vogels. Er zaten twee bijzonder vriendelijke groenwerkers in hun busje te lunchen en er was een ouwe donkerbruine labrador met grijze wenkbrauwen, dat zag er erg geinig uit.

Verder gebeurde er natuurlijk nog van alles afgelopen week, en ik zat urenlang voor de tv om te luisteren naar het gemoedelijke gekakel van Karsten Kroon en Jeroen Vanbellegem die de taak hebben elke etappe van de Giro van A tot Z te becommentariëren. Urenlang. Ze steken Maarten Ducrot en Herbert Dijkstra danig naar de kroon. Die Giro zelf, trouwens, is nu al enorm spannend en enerverend. Het regent er veel, dat is jammer, ik zie het liefst zonovergoten plaatjes van het Italiaanse platteland. Ze hadden het de hele tijd over ‘Mooie Mikel’ en Vanbellegem noemde de renner (Landa) zelfs ‘bloedmooi’,  maar helaas reed hij tegen een verkeersregelaar aan en is hij naar huis. Ook werd de Belgische renner Pieter Serry (Deceuninck-Quick Step) pardoes van achteren omver gereden door de ploegleiderswagen van Team BikeExchange.

Gisteren gingen we op bezoek bij mijn vader en moeder. Onderweg vroeg ik M. of we eigenlijk al eens bij mijn broertje geweest waren. Nee, zei hij, dat zijn we niet. Dus we sloegen niet linksaf maar reden het dorp in. Het graf zag er oud en verweerd uit. Ik was over het algemeen degene die het verzorgde, maar al jaren heb ik de steen niet opgeknapt. Gewoon omdat mijn moeder het niet meer vraagt. Ik verwijderde een uitgedroogde cedertak, inclusief vermolmde cederkegels. Verder stonden er een tierige Helleborus en een bak met vetkruid en óp de steen legde ik een mooi beschilderd keitje, die ik vond in een rieten mandje met daarin een briefje dat iedereen deze keitjes mocht pakken en meenemen. Er lag ook al een keitje. Nu liggen er dus twee keitjes. Dat zag er mooi uit. Ik rommelde ook nog even de steentjes op het graf goed. Ik liep met M. nog even langs allerlei andere graven, dat van mijn allereerste vriendinnetje, tevens buurmeisje, en een paar oeroude graven waar betoveroudtantes en –ooms liggen, en de grootouders van mijn vader. Wij Bakkers houden er niet van graven na twintig jaar al te laten ruimen. Floris vond het erg fijn op de begraafplaats. Er lagen nogal wat denneappels.

Bij mijn ouders was iemand uit het dorp op bezoek, een joviale man met smerige kleren en zwarte handen. Hij had net daarvoor bij meerdere al dan niet gebrekkige buren het gras gemaaid. Hij bracht mijn vader tomatenplantjes. Hij klaagde over zijn glazen oog, want dat viel er veel te vaak uit. Hij dacht er zelfs over dat ene oog maar gewoon dicht te laten naaien. ‘Ik weet wel wie jij bent, hoor,’ zei hij tegen mij. ‘Jij bent die schrijver. Ja, jij bent die boekenwurm.’ Daarna bekeken we nog even de bouwplaats die de campercamping van mijn schoonzus en nicht moet worden. Op het stuk land dat ‘De Kroft’ heet, een klein weilandje pal naast de boerderij, waar vroeger meestal wat schapen liepen en zo nu en dan een zieke koe, komt een heuse camping, met overal water, elektriciteit en zelfs wifi. ‘Wifi?’ vroeg ik aan mijn broer, die betonnen platen aan het leggen was, ‘wat moeten die vakantiegangers nou met wifi? Die willen rust.’ ‘Ach wat,’ zei de broer van mijn schoonzus, die er ook was, Ben heet hij, ‘er komt hier toch niemand. Wat is hier nou te beleven?’

Daar had hij een punt. Ik begreep veertig jaar geleden ook niet hoe het kon dat Camping De Pauwen altijd maar vol stond. Daar was toch niks te beleven? Maar dat is gedacht vanuit de inheemsen natuurlijk, en weinig invoelend naar mensen die in een heel andere omgeving wonen. Iemand uit de bergen zal het daar heerlijk vinden: vlak land tot zo ver het oog reikt, mooie onbelemmerde luchten, het geluid van grutto’s en kieviten en met een beetje geluk het triomfantelijke gejoel van een veldleeuwerik. Ook mijn broer denkt dat nu. Die kan zich goed voorstellen dat ‘die lui uit Drenthe, die altijd maar in een bos zitten’ het er wel naar hun zin zullen hebben. Lekker douchen in een afgeschoten deel van de ligboxenstal, waar nu jongvee staat, lekker je haartjes wassen terwijl je omgeven bent door de geur van koeienstront. De tijd zal het leren. 

Goed geregeld, allemaal

Vanochtend op de veerpont naar de NDSM-werf gestapt. Het regende een beetje, het was grijs en grauw. Het was erg stil op de pont, ik keek om me heen of ik nog andere prikkandidaten zag. Ik zag ze niet. Ik merkte op dat ik beetje slappe benen had, zo ongeveer het gevoel dat ik als jongen onderweg naar de tandarts had. Grappig, blijkbaar toch wel ‘een ding’,  zo’n vaccinatie. Ik was natuurlijk te vroeg, maar niemand liep me op de route die uitgezet was naar het prikkamertje in de weg; het was er heel erg rustig. Een mooie locatie: de NDSM Loods. Normaal gesproken vinden hier modeshows plaats of internationale Tattoo Conventions. Om 08:40 had ik de prik al te pakken, terwijl ik voor 08:50 ingeroosterd stond. Tijdens het kwartiertje in de wachtruimte kwam de dienstdoende arts een praatje maken. Een gepensioneerde huisarts die vertelde dat hij af en toe echt wel iets te doen had. Mensen die van de spanning flauwvallen bijvoorbeeld. Toen vond ik mijn slappe benen niet zo vreemd meer.

Tussen de opgehoopte post van de afgelopen weken zit voor een tweede keer de paarse envelop. Het is hier in dit land allemaal toch wel erg goed geregeld. M. had onlangs voor de eerste keer zijn paarse envelop en twee weken later had hij, in Lelystad, al een coloscopie. Hij kreeg na afloop meteen te horen dat hij helemaal schoon was en dat betekent weer dat de volgende paarse envelop pas over tien jaar komt. Omdat ik overbruggingstijd had, daar in Lelystad, kwam ik in Batavia Stad terecht en daar stond ik ineens voor de deur van de Asicswinkel en vroeg ik hondsbrutaal of er een ‘gaatje’ was. De jongen keek naar mijn voeten – waaraan oude, afgetrapte Asics – en zei: ‘Kom maar binnen.’ Vijf minuten later had ik precies dezelfde schoenen aan mijn voeten, maar dan nagelnieuw, voor 50 euro! Vriend Henk en Floris bleven buiten, al wilde Floris wel erg graag ook naar binnen. Daarna aten we een patatje, Floris kreeg een bak water. De patat was heel erg lekker. Het was ontzettend koud, maar dat gaf niet. In de auto terug naar Amsterdam at M. brood en een paar marsen, want hij had al heel erg lang niets mogen eten. Hij had ook veel meer praats dan op de heenweg, en dat was wel gezellig. Ik zat achterin en keek intens tevreden naar het langstrekkende, dodelijk saaie landschap. Af en toe stak Floris haar kop om M’s arm heen, om even te controleren of ik er nog wel was. Ja hoor, ik was er nog.

Eenvoud, aub

Zoals gebruikelijk in het hol van de leeuw gekeken naar de dodenherdenking. (Ik vroeg buurman Klaus eens hoe zij dat eigenlijk (mogen) doen. Nou, niet. Zo her en der zijn er kleine, plaatselijke herdenkingen voor de slachtoffers, maar omdat Duitsland de agressor was en verloren heeft mag hier geen officiële dodenherdenking plaatsvinden.) Stemmige muziek, natuurlijk. En daarna Roxane van Iperen. ‘Wat zegt ze eigenlijk?’ vroeg ik aan M. M. wist het ook niet. Wat bedoelde ze? Ik haakte af. Holle retoriek, versluierend en moeilijk taalgebruik, want ja: hoe moeilijker iets klinkt, des te groter de diepte die er met de woorden wordt gesuggereerd. Gisteren werd op Tzum.nl met een vraagteken gehint op een eventuele verwijzing naar Abdelkader Benali in haar toespraak. Omdat dat dus niet duidelijk was. Even later riep ik: ‘Spoken word artiest! Wat is nou weer spoken word?!’ Nou, dat was dus Amara van der Elst die gewoon een gedicht voordroeg. ‘Zeg dat dan!’ riep ik naar het scherm. Het klonk mooi, maar ik begreep er niks van want een gedicht is een ding dat je in stilte moet lezen, en nog eens, om de betekenis ervan tot je door te laten dringen. Gelukkig was het opgehouden met regenen en kwam André van Duin. Die sprak begrijpelijk Nederlands. Geen versluierd taalgebruik, geen retoriek, geen bombast, geen onbeantwoorde vragen. Nee, hij sprak gewoon over zijn vader die hem nooit iets verteld heeft over de wat hij meegemaakt heeft in de oorlog en hij vertelde dat hij de Dam op 4 mei links laat liggen en naar het homomonument achter de Westerkerk gaat en als vanzelfsprekend kwam hij erop dat hij blij is om in een land te wonen waar de vrijheid heerst om te zijn wie je bent. Punt. Klaar. Eenvoud. ‘Goed!’ riep ik naar het scherm.

Later zei ik tegen M.  dat wij best een leuk tv-programma zouden kunnen maken. Wij roepen namelijk nogal eens naar de tv. Best veel, eigenlijk. De BBC heeft geloof ik al zo’n programma, waar in een aantal huiskamers meegekeken wordt naar een ander programma. Wij kraken alles af, dat is het leukste, het heeft geen zin om ‘prachtig!’ of ‘wat een waarheid wordt hier ons meegedeeld!’ tegen de tv te roepen. Of nou ja, misschien heeft het wel zin, maar het is niet leuk. Het is veel leuker om luidkeels mensen op hun dommigheden of fouten te wijzen. Floris doet af en toe ook een duit in het zakje, als ze dingen hoort die verdacht zijn, of spannend. Dan begint ze keihard te blaffen en soms zelfs rent ze de trap af om woedend naar buiten te stormen. Wat niet kan omdat de voordeur dicht is.

Chatham, New Jersey

Nu woon ik hier toch al een jaar of negen en nog steeds laten we ons in de luren leggen door ons onbekende Duitse Feestdagen. Ik heb hier eerder al eens over de overweldigende hoeveelheid katholieke vrije dagen geschreven, maar daar komen er nog een (flink) aantal bij. Duitsers zijn niet scheutig in het zichzelf vrije dagen verschaffen. De Dag van de Duitse Eenwording bijvoorbeeld, of – en daar heb ik het nu over – 1 mei. En die viel ook nog eens op een zaterdag, eergisteren. M. zat in de keuken toen ik beneden kwam. ‘We hebben een fout gemaakt,’ zei hij. Dat hield in dat we ons met hangen en wurgen door het weekend gegeten en gedronken hebben. Gelukkig is het pompstation in Schönecken altijd open, en daar is dan toch nog het een en ander te halen. Zo hebben zij altijd een aardige voorraad Van Nelle stevige shag in de schappen staan. Maar nu hebben we echt zin in iets anders dan bonensoep.

Gin en tonic was er wel, en daarvan het ik er twee (2) gedronken tijdens een anderhalf uur durende zoombijeenkomst met een ouwe schaatsvriend in Chatham, New Jersey. Die had ik zelf georganiseerd, dat vond ik best knap van mezelf en een paar minuten voor de afgesproken tijd verscheen JW plotseling in beeld. ‘Ah,’ zei hij, ‘daar ben je al.’ Ben ik van een generatie die zoiets ergens nog steeds onbegrijpelijk vind, of is iedereen onder de indruk van zo’n verbinding tussen Europa en Amerika? Dat het mogelijk is. De verbinding was glashelder. JW gaf me een rondleiding door zijn huis, een groot huis in de suburbs, op zo’n veertig kilometer van New York en hij nipte aan een Colombiaanse koffie, want zijn vrouw is Colombiaanse en het was daar nog maar 11 uur in de ochtend. Zo’n huis dat je in vrijwel alle Amerikaanse films ziet, met een lambrisering en buiten een door een tuinman onderhouden tuin waarin geen grassprietje scheef stond. De rest van de avond, ondanks allerlei dingen op tv, bonensoep, en het binnenhalen van de agapanthussen vanwege dreigende nachtvorst, was ik nog steeds in de VS. Ik kan het iedereen aanraden, je bent er echt even helemaal uit.

Nu boodschappen doen, vers voedsel inslaan, wijnen, mini-Lions. O, ja, JW’s zoontje van tien kwam ook nog even in beeld. ‘Say hello to Gerbrand,’ zei JW, ‘you met him when you were a year old.’ Het jochie dacht even na en zei toen tegen zijn vader: ‘I was not able to make memories at that age.’ En hij verdween uit beeld.