Biddende buizerds

Onlangs waren hier twee gasten. Oude vrienden. Dus: drinken, eten, oudehoeren en spelletjes spelen. Bovendien liepen we de 1, de één wilde het omdat hij het nooit eerder gedaan had, de ander omdat die al twee mislukte pogingen op zijn naam had staan, één keer vanwege hitte. De eerste vriend had een vogelboek mee en een verrekijker. Helaas zagen we geen rode wouw. Wel veel buizerds en we kwamen tot de constatering dat buizerds tegenwoordig, net als torenvalken, bidden. Is dat iemand die dit leest ook al opgevallen? Tien jaar geleden zag je nooit een biddende buizerd. Daar deed die grote roofvogel domweg niet aan. Waarom nu dan wel? En: hebben ze dat inderdaad afgekeken van torenvalken, die kleine roofvogel die erom bekend staat? Kunnen vogels van elkaar leren? Vast wel. Omgekeerd zie ik geen torenvalkjes langs de A2 zitten, geduldig wachtend op roadkill. Wellicht zijn ze te licht, blaast de luchtverplaatsing van vrachtwagens ze omver, net als schijnt te gebeuren met kerkuilen die naast de weg de wacht houden. In de gemeente Hollands Kroon zijn al tijden geen kerkuilen meer doodgereden omdat het ze onmogelijk wordt gemaakt op hectometerbordjes te gaan zitten en tientallen drie meter hoge palen langs bijvoorbeeld de A7 zijn neergezet.

Hier op het vogelvoederstation is het een gezellig samenzijn van verschillende diersoorten. Muizen klimmen razendsnel omhoog en omlaag en de vogeltjes lijken er niet echt van op te kijken, al zie ik zo nu en dan wel een koolmees verontwaardigd opzij hippen. In de avond klinkt het getrompetter van overtrekkende kraanvogels en nog weer iets later het gejank van de vossen. ’s Nachts krabbelt er na maandenlange stilte toch weer iets op het zoldertje boven de slaapkamer. Ik had de opening onder de dakgoot helemaal dichtgetimmerd, maar zag onlangs dat er een plank afgevallen was, en dat er glaswol op de steentjes lag. Felix van buurman Klaus kan het definitief niet zijn, want die is al heel lang weg, dus dood. Zal het dan toch een marter zijn? Die ook nog eens het mechaniek van het afzuigapparaat in de badkamer heeft kapotgeknabbeld? Ik durf niet zo goed het gat dat is ontstaan opnieuw dicht te timmeren, uit angst dat ik dan het dier opsluit op die zolder. Bovendien: het klinkt wel gezellig, dat gerommel in de nacht boven onze hoofden.

Eigen werk herlezen: top

‘Onbegonnen werk,’ zei ik tien of elf jaar geleden tegen David Colmer, toen hij begon aan het vertalen van De omweg. Want hoe kun je een boek in het Engels vertalen waarin een Engels gedicht op bladzijde 5 als motto gebruikt wordt en de Nederlandse vertaling ervan het laatste hoofdstuk vormt? ‘Laat dat maar aan mij over,’ zei hij. De jury van de Independent Foreign Fiction Prize vond in 2013 dat hij dat erg goed had gedaan. Ik ook. Gisteravond las ik de eerste negentien hoofdstukken. Het is magisch. Ten eerste omdat het is alsof Graham Swift het boek geschreven heeft; alleen al de omzetting in het Engels heft de tekst op. Ten tweede, en dat vloeit daaruit voort, denk ik, of komt het op hetzelfde neer?, is het alsof iemand ánders het boek geschreven heeft. Ik heb er niet meer zo veel mee van doen en juist daarom kan ik het zo mooi vinden. Want mooi vinden doe ik het. Prachtig zelfs, al zeg ik het zelf. ‘Hoe komt-ie erop?’ vraag ik mezelf regelmatig af. Ook vind ik het spannend. Wat gaat er gebeuren? Hoe gaat die vrouw zich staande houden, helemaal alleen in dat ouwe huis in Wales? Gaat schapenboer Rhys Jones haar verkrachten? Waarom stopt ze zich helemaal vol met paracetamol? Maar ook: waar zat ik toen ik het schreef? Er is in de loop van de tijd nogal wat veranderd en verschoven in dit Amsterdamse huis, ik weet echt niet meer waar ik zat.

Er zou een film van gemaakt worden. Een producent heeft jarenlang geld overgemaakt, zo werkt dat: elk jaar een bepaald bedrag waarmee je een optie op een boek veilig stelt, zodat een andere producent er niet mee aan de haal kan gaan. Die optie was verlopen, en daarmee dus ook het plan om er een film van te maken. Maar nu is de optie vernieuwd, blijkbaar is er iets gebeurd waardoor het plan weer levensvatbaar is geworden. Toevallig sprak ik er vorige week over met Nanouk Leopold, die langskwam in de Eifel. Zij liet de naam van de ooit beoogde regisseuse vallen, ik was die naam vergeten, en met die naam kwamen andere herinneringen boven. De vele scripts, de Engelsman die uiteindelijk een poging waagde, de plannen die de ooit beoogde regisseuse met het boek had, haar visie, zeg maar, de intentie om niet in Wales maar in Ierland te filmen omdat dat belastingtechnisch of zoiets beter was. Om de een of andere reden – ik denk dat dat de aanleiding is om nu het boek in het Engels te gaan lezen – heb ik daar erg veel zin in. Het gedoe er omheen. Reuring, beweging, zelfs als ik het vanaf grote afstand zal volgen. Kristin Scott Thomas! Die naam schiet me nu ook te binnen, de beoogde regisseuse had al een hoofdrolspeelster in haar hoofd. Maar die is inmiddels echt te oud om die rol te kunnen spelen, ze is van 1960. Eigenlijk was ze tien jaar geleden ook al te oud.

Al weken in de jaren ’20

Wij kijken hier vanavond naar de allerlaatste aflevering van Downton Abbey. Sinds de serie niet zo heel lang geleden op Netflix kwam te staan, hebben we al 53 afleveringen gekeken. Ik weet het, die serie is tamelijk oud, maar zowel ik als M (die in het buitenland woonde) zagen er nooit één aflevering van. Wel zag ik, ik meen twee jaar geleden, de film, op Film by the Sea in Vlissingen. Maar wat daar allemaal in gebeurde weet ik niet meer, het zou mooi zijn om als allerlaatste afsluiting die film nog eens te zien, al was het alleen maar om te kijken of alle personages nog gespeeld worden door dezelfde acteurs. Het is een serie die schreeuwt om schreeuwen naar het scherm. ‘Vuile Carson! Jij moet dood! En dan het liefst tijdens hetzelfde auto-ongeluk waarin Lady Mary omkomt!’ Het is een serie waarin alles zo plat is als een dubbeltje en die je geduld danig op de proef stelt. ‘Ga nou toch eens neuken!’ schreeuwen we regelmatig naar het scherm. “Hou ons niet langer zo in ongepaste spanning!’ Vooral het personage Thomas, Mr. Barrow, is om ziek van te worden. Die is zó gemeen en onaardig, dat is met geen pen te beschrijven, maar de scriptschrijvers proberen ons toch een soort van mededogen met hem te laten voelen, want ja, de arme jongen is een homoseksueel, dus dat verklaart zijn gedrag, zijn zelfmedelijden. ‘Kan iemand die vuile Thomas niet eens in zijn knieschijf schieten!’ schreeuwen wij ondertussen naar het scherm. Maar dan komt er weer een briljante oneliner van Maggie Smith en schateren we het uit. Ineens was daar ook een nieuweling, ene Henry Talbot, een coureur, gespeeld door Matthew Goode, en die wilde wel trouwen met Lady Mary. ‘Dat kan niet!’ gilden we naar het scherm. ‘Want die is al getrouwd met Princes Margaret!’ [zie afbeelding] En toch reden ze in de achtste aflevering van de zesde serie samen het beeld uit in de Just Married-auto.

Gisteravond gebeurde er iets heel onverwachts. Ik schoot vol om iets heel onbenulligs. Mr. Molesley geeft sinds twee afleveringen les op de lagere school in het dorp dat min of meer eigendom is van Downton Abbey. De eerste keer is dat een ramp omdat hij geen orde kan houden. De tweede keer gaat het veel beter omdat hij de kindertjes vertelt dat hij zelf ook maar een doodgewoon mens is, eentje die bediende is zelfs. Tijdens het bediendeneten vertelt Daisy, die heeft staan luistervinken in het schoolgebouw, hoe geweldig Mr. Molesley het deed, waarop iedereen luid begint te applaudisseren voor hem. En toen schoot ik vol. Omdat het personage Molesley, gespeeld door Kevin Doyle, langzamerhand zó endearing is geworden dat deze loftuiting volledig terecht was. Wij hopen vanuit het diepst van ons hart dat hij gaat trouwen met Ms. Baxter, want die is ook lief. En ook hopen we dat Netflix – maar dat zal toch wel, nu ze de serie hebben uitgezonden? – de film binnenkort brengt. Rond de kerst, graag.

Ten diepste ontspannen

Nu we vanwege allerlei redenen al een paar keer achter elkaar met de buren uit eten zijn geweest, begint het me echt op te vallen. Wij, de Nederlanders, de min of meer vreemde eenden in de bijt, hoewel er nog maar één huis van Duits naar Nederlanders hoeft om te schakelen en het halve dorp is Hollands, praten Hoogduits. Dat is te zeggen: we doen ons best zo goed en duidelijk mogelijk een vreemde taal te spreken. Dat kan iedereen verstaan want hoe je het ook wendt of keert: Eifelaars zijn ook Duitsers. Maar zo gauw er tussen de Eifelaars onderling wordt gesproken, gaan ze onmiddellijk over op Eifelisch, zoals ik dat noem. Mosel-Frankisch hoor ik eigenlijk te zeggen, sterk overeenkomend met het Letzenburgs. De enige die nog weleens wil schipperen is buurman Klaus, maar ook voor hem is het lastig niet terug te glijden in het dialect. Na gisteren heb ik het definitief opgegeven. Nadat ik wel honderd keer, in vele restaurants, gespeeld dommig aan het gezelschap heb gevraagd: ‘Was sagt Max?’ terwijl Max naast me zat, en Max daar niet één keer om heeft kunnen lachen en niet één keer zijn best heeft gedaan over te stappen op het Duits, is het nu klaar. Ik snap ook wel dat het waarschijnlijk niet kwaad bedoeld is, maar er is een grens. Ik houd gewoon mijn bek of wij, Nederlanders, gaan keihard Nederlands praten, dwars door al dat Eifelisch heen. Dat zal ze leren.

Buurvrouw Margret vroeg wanneer Die 3 gibt es nicht uitkomt (verdomd, ik verstond het) en buurvrouw Lien antwoordde: ‘November’. Dat had ze zitten googelen. Ik wist van niks, ik wist 21 oktober, nadat het boekje eerder al in september zou verschijnen. ‘Nou, november, dus,’ zei ik. Dat is allemaal het gevolg van die Papiermangel waar ik in het vorige dingetje over schreef. Hier trouwens is een verslag na te lezen van de lezing in Warendorf. Ik heb geen idee hoe de reporter van dienst tot de vaststelling gekomen is dat ik tiefentspannt was, maar verder is er weinig van gelogen. Ik had ik elk geval tijdens het eraan voorafgaande eten slechts één glas witte wijn gedronken. Warendorf bleek een mooi, oud stadje te zijn waar allerlei Olympische paarden vandaan komen en wonen. Hermann Göring was tot 2001 ereburger van de stad. Floris heeft het witte beddengoed vreselijk bevuild toen ze na een natte zaterdagochtendwandeling, waarbij ook wellustig in een stinkende dode pad gerold werd, vrolijk in de hotelkamer op het bed sprong. Münsterland lijkt erg op Nederland, er staan uitsluitend bakstenen huizen, zo her en der met een beetje vakwerk of Lehmputz. De aanreis duurde vijf uur in plaats van drie omdat er een file stond van Keulen totaan Dortmund en ik vergat een foto te maken voor de serie ‘Hotelgangen’. Maar dat is niet zo erg, want dat was ooit een Facebook-serie en daar ben ik al jaren van af. 

Hoe Australische onderbroeken bij ons boekenschaarste veroorzaken

Na een paar lezingen in Nederland – die van het betere soort: buiten, één in een tuin in Breda en één in de tuin van een klooster in Wittem, hoewel de laatste wel nogal schokkend was aangezien er naast onze leeslocatie een ‘strooiveld’ lag (ik neem aan uitsluitend bedoeld voor de bewoners van het klooster) en onlangs iemand niet zozeer was uitgestrooid maar domweg op een hoop aan de voet van een kastanje was gedeponeerd, wat nogal, nou ja, confronterend was; en bovendien was er een heel bijzondere overeenkomst tussen beide lezingen, namelijk Sjer Jacobs, een keramiekkunstenaar, van wie een beeldje in de vensterbank in Breda lag en ook eentje op een piano in de Gulpener bierbrouwerij stond, wie verzint het? – heb ik aanstaande vrijdag, dat is morgen, weer eens een lezing in Duitsland. In Warendorf, in de Sophiensaal maar liefst. Warendorf, dat ligt tussen Münster en Bielefeld, is zo’n drieënhalf uur rijden vanuit Schwarzbach, dus we overnachten in een hondvriendelijk hotel.

Jammer is wel dat vanwege de papierschaarste Die 3 gibt es nicht nog niet terug is van de drukker. Ik heb dus dat boekje moeten uitprinten, wat de papierschaarste alleen nog maar verergerd heeft. Wij merken hier trouwens wel een verandering in hoe spullen aangeleverd worden. Er wordt nogal eens iets door de post langs gebracht – flessen Auchentoshan whisky, schoenen, bureaulampen, onderbroeken uit Australië – en vroeger kwam dat altijd in bizar grote kartonnen dozen, met allerlei vulmateriaal, vaker wel dan niet eveneens van karton of papier. Dat is niet langer zo, er wordt steeds economischer ingepakt. Wat uiteindelijk zou kunnen leiden tot het verdampen van de papierschaarste, zodat een boek dat in januari uit moet komen niet langer al in november (!) naar de drukker moet. Dat is toch wel een apart en onverwacht gevolg van die coronacrisis. Wie had hiermee een jaar geleden rekening gehouden?

Hoe dan ook: Warendorf. Op de aankondiging staat dat Gerbrand Bakker voor gaat lezen uit Oben ist es still en Juni. Nou, daar heb ik helemaal geen zin in. Waarom zou ik voor gaan lezen uit zulk oud brood? Het gaat vooral Die 3 gibt es nicht worden, waarbij het wel erg jammer is dat de bezoekers na afloop dat boekje dus nog niet kunnen kopen. Punt is dat ik daarvoor vandaag moet oefenen. Ik kan niet zomaar in het wilde weg in het Duits gaan voorlezen, dat wordt een toestand. Ook lees ik uit Jasper und sein Knecht, hoewel ik weet dat het Duitse lezingenpubliek daar niet zo goed tegen kan omdat ze niet zoveel ervaring heeft met zulke autobiografische geschriften. ‘Warum sollen wir das alles lesen und wissen?!’ is een beetje hun instelling. Voordeel van een lezing is dat ze het niet hoeven te lezen. Ze krijgen het gewoon door de hals geduwd en ik lees altijd het stuk over de lunch bij de oude koningin voor, dat valt meestal wel goed, zeker omdat het Duitse lezingenpubliek over het algemeen tamelijk jaloers is op ons koningshuis. En nu ga ik oefenen.