Korte AESE-update

Het is zover: in de gisteren gepubliceerde CPNB top60 – die is weer beschikbaar, maar wel in een andere vorm dan normaal – staan twee NS Publieksprijsboeken (en wie de uitreiking van die prijs gezien heeft in het praatprogramma M weet dat ‘de literatuur’ daarin tot een heel grote, veel te zoete, misselijkmakende slagroomtaart getransformeerd werd) en een boek van Annejet van der Zijl, een schrijfster van wie ik me altijd al heb afgevraagd wat voor soort boeken zij schrijft (Geschiedenisboeken? Biografieën? Of zijn het toch romans?). Dat is het. Verder niets. Geen Nederlandse romanschrijvers. Het kan natuurlijk altijd nóg slechter, bijvoorbeeld als de twee NS Publieksprijsboeken en Fortuna’s kinderen ook nog uit de lijst verdwijnen.

[Ik liep gistermiddag bij de Bruna naar binnen om postzegels te kopen en ik zag daar een boek staan over Gommers. Intens. Het verhaal van Diederik Gommers, geschreven door Wilma de Rek, chef boeken van De Volkskrant. Ik vertrok uit de Bruna met een pak kopieerpapier dat ik helemaal niet nodig had. Blijkbaar zó verbijsterd door die uiting van commerciële geiligheid dat het woord postzegels me ontschoten was.] 

En o ja: de bekende schrijfster Claudia de Breij komt binnen op nummer 1.

Met Wim de Bie op een bootje

Het is niet geen zin om te schrijven, het is domweg niks te zeggen hebben. Zo kan ik best zin hebben, maar dan breek ik me het hoofd over het wát. Daarom laat ik vandaag Bas Kwakman iets óver mij schrijven, zie hierboven. Het komt uit zijn boek Flankhond, dat ik nog niet las, maar wellicht komt dat nog. Het gaat over hoofdpijn. Zijn hoofdpijn. Waar hij dus ook last van had toen hij Eva Meijer en mij interviewde in Villa Augustus te Dordrecht. Op een andere bladzijde schrijft hij: “Gerbrand Bakker en Eva Meijer steggelen als een aandoenlijk getrouwd stel over titels en omslagen.” Dat zal wel, maar ik herinner me dat dan weer anders: ik was vooral bezig met de vraag of ik Eva zou confronteren met een nogal lullige recensie van haar in de NRC. Over nota bene Rotgrond bestaat niet, waarover Kwakman mij zou gaan ondervragen. Dat boek ging, volgens Meijer, veel meer over mij dan over de natuur. Ja, und? dacht ik. Wat is daar mis mee? Wat heb je aan ‘de natuur’ als je daar niet iemand ín zet? Niks, als je het mij vraagt. Als er niemand is om die natuur te beschouwen of te becommentariëren, bestáát die hele natuur niet eens.

Daar in Villa Augustus gebeuren altijd grappige dingen. Ik was er ook eens samen met de zangeres Roosbeef, die eigenlijk Roos Rebergen heet. Tuinmaat Han was er ook, en die zwijmelde helemaal weg van Roosbeef, die was totaal verliefd, kon tijdens het eten nauwelijks een hap door zijn keel krijgen. Ik was nogal wat minder onder de indruk, ik vond – toen ze eenmaal op ging treden – dat ze een rolletje speelde, het verlegen, schuchtere singer-songwriter-meisje met een iel en breekbaar stemmetje dat ieders hart steelt. Behalve het mijne dus. Ik dacht: ‘hou toch op, net tijdens het eten was je heel iemand anders, ga gewoon zingen.’ Maar toen kon ze in de ogen van Tuinmaat Han helemaal niet meer stuk en bedacht ik het volgende: als je met het spelen van een rolletje de mensen aan je bindt, dan ben je misschien eigenlijk wel heel goed bezig. Weer een andere keer (wat ben ik daar eigenlijk vaak geweest) vertrok er een boot vanuit de tuin, voor een rondvaart door De Biesbosch en op die boot zat ook Wim de Bie! Geweldig was dat, gewoon Wim de Bie op dezelfde boot en we deden ook nog hetzelfde, namelijk voorlezen, waardoor we gewoon met elkaar konden babbelen als collega’s. Wat ik geloof ik nauwelijks gedaan heb, omdat ik steeds maar dacht; ‘ik zit hier potdrie gewoon met Wim de Bie in een bootje!’ 

Wintertje

Een tijdje terug startte ik de Actie Eigen Schrijvers Eerst (AESE), hier terug te lezen. Helaas is dat een actie waaraan weinig actief gedaan kan worden, door mij persoonlijk dan. Ik zou wel tientallen boeken van Nederlandse schrijvers kunnen gaan kopen, maar het is ook weer niet de bedoeling dat ik er arm van word. Bovendien komen momenteel de eerste debuten alweer gratis en voor niks aan huis, door de secretaris van de Anton Wachterprijs zéér papierverslindend verpakt, helaas. Want daardoor lopen geplande boeken nog meer vertraging op vanwege papierschaarste. Nou ja, dat is dan weer een andere kwestie. In de CPNB-top60 van deze week (en wellicht die van vorige week ook al, maar dat kan ik niet terugzoeken want de website van de CPNB is onbereikbaar, en als ik hem aanklik op laptop of iPad krijg ik (anderen waarschijnlijk ook) de melding dat het mogelijk om een website gaat die erop uit is mijn persoonlijke gegevens te stelen) zijn Herman Koch en Arnon Grunberg [zie afbeelding] niet te vinden. Koch en Grunberg! Twee bestsellerschrijvers! Na luttele weken al verdwenen uit de lijst met best verkochte boeken! Wat is er aan de hand in literair Nederland? Ik heb geen idee, daarom laat ik het voor nu hierbij. Iets om over na te denken.

Hier in de Eifel is het hartje winter. Afgelopen nacht weer flinke vorst. Alles witberijpt. Gisteren haalde ik alle planten in potten naar binnen en dacht ik eraan de buitenkraan af te sluiten. De Lichtschlauch aan het houthok brandt al, hier is het zo’n beetje vanaf begin november al aanloop naar de Kerst. Vandaag gaan overal de aanloopfeesten naar Carnaval gewoon door ondanks een recordaantal besmettingen (boven de 50.000, per dag) en het Sint Maartensvuur wordt niet vanavond maar in het weekend ontstoken, want doordeweeks wordt er niet genoeg gedronken en als er geen dronken mensen zijn, kun je elkaar ook niet besmetten. In het kastje onder de trap ligt een hele stapel zelftests. Gekregen van Christa, want zoon Johannes krijgt er op kantoor elke week twee uitgereikt. Zo nu en dan doe ik zo’n test, gewoon voor de lol en toch is het elke keer weer spannend. De houtman bracht afgelopen weekend acht kuub hout, dat met behulp van aanwezig bezoek in een mum van tijd weggeborgen was. Bomen gesnoeid, blad geharkt, zo her en der zwarte aarde; de tuin is winterklaar. In de dakgoot ligt een tennisbal van Floris, die moet iemand er nog uit halen. De sneeuwklokken steken zo her en der hun kopjes al boven de grond uit. Voor je het weet is het alweer januari, en voor je het weet bloeien de narcissen alweer, en voor je het weet ga je al dan niet op zomervakantie als zestigjarige. 

Everzwijn, bijna dood

In de negen jaar dat ik hier in de Eifel zit, heb ik nog nooit een everzwijn gezien. Sporen wel, bijna elke dag; losgewoelde aarde, zelfs op plekken waar loswoelen onmogelijk lijkt. Blijkbaar hebben ze heel sterke snuiten. Op wikipedia lees ik dat die snuit eindigt in een zogenaamde wroetschijf. Ik weet dat ze voornamelijk ’s nachts actief zijn en zich overdag ‘verstoppen’. Maar wij – Jasper, M, Floris, soms ook bezoek – gaan regelmatig van de gebaande paden af, steken dwars door het bos heen. Nooit zo’n beest gezien. Tot afgelopen maandag. We waren uit eten geweest, uit noodzaak, omdat het die dag Allerheiligen bleek, zo’n dag die Duitsers graag aangrijpen om alles dicht te houden. Juist die dag hadden we Grosseinkaufen willen doen. En wonder boven wonder konden we terecht in het Fünfmädelhaus, de aanvankelijk zeer norse en afwerende man achter de bar (verre van de chef, dat is namelijk zijn vrouw, een afstammelinge van één van de fünf Mädel) is inmiddels zo aan ons gewend dat hij zelfs welgemoed aan ons vroeg hoe het ervoor stond in Schwarzbach. Nou ja, zei ik, slecht, al die voor ons onbekende vrije katholieke feestdagen, en daarom zaten we bij hem, want we hadden dus geen boodschappen kunnen doen. Hij lachte en zei dat de meeste Duitsers vinden dat er nog véél meer vrije dagen bij kunnen. 

M had één glas Weissburgunder gedronken en altijd vraag ik dan: ‘Kun je rijden?’ Hij kijkt me dan meestal alleen maar aan en stapt gewoon in de auto. Vlak bij huis, ter hoogte van het huis van buurvrouw Hannelore, kuierde ineens doodkalm een everzwijn de weg over. M moest flink in de remmen. Het beest keek niet eens op. Hij of zij zag er heel hard uit. Hard en stijf, vreemd genoeg deed het me aan Floris denken, dat is een fox-terriër en die kunnen ook zo stijf lopen. Ze zien heel slecht, lees ik ook op wikipedia, maar die felle koplampen moet het toch gezien hebben? Of misschien werkt het zo in een everzwijnenenbrein: ik doe net of ik niks zie, want dan bestaat het ook niet. Jammer genoeg werkt dat niet zo met auto’s en vrachtwagen en tractoren. Wij waren net op tijd en gelukkig zat er achter ons geen andere auto. Mijn eerste everzwijn. Trouwens: ik heb weleens everzwijnenvlees op, maar dat was per ongeluk, ergens in franstalig België, omdat ik niet wist wat ‘Sanglier’ op de menukaart betekende. Ik meen me te herinneren dat ik het verre van lekker vond, net zoals ik ander wild ook vies vind. Een haas, daar maak je mij echt niet blij mee.