Riamant rijmt op diamant

Wij luisteren alleen als we in de auto zitten naar Radio1. Dat is voldoende. Vaak zitten we urenlang in de auto, vandaar dat het voldoende is. Je krijgt dan heel vaak dezelfde reclame te horen en het is vooral die reclame die ons doet lachen. Dat en dat collega-presentatoren Natasja Gibbs steevast Natasja Kips noemen, waardoor wij dus dachten dat zij daadwerkelijk Natasja Kips heette. Ook vinden wij de reclame van Schoonmaakbedrijf Raggers erg komisch. Er is nu iets met een ‘hygiënebox’ die Riamant heet, nogal onbegrijpelijk. Een vrouwenstem leest de reclame voor en vaak rijmt de tekst. Maar wellicht is die reclame juist heel doeltreffend: eenvoudig, je onthoudt dingen vanwege het rijm en die hygiënebox (‘De diamant onder de hygiëneboxen’) zal vast iets met het damestoilet te maken hebben (zo concludeerden wij nadat we de reclame al ettelijke malen voorbij hadden horen komen).

Ook reclame op tv is vaak (onbedoeld) lachwekkend, of ergerlijk. Wij praten graag tegen de tv, soms is het schreeuwen. Nu is er een reclame van Alzheimer Nederland. Ik neem aan, maar dat weet je nooit zeker, met échte mensen. Dus niet met acteurs. Hier is er één van te zien, ik meen dat er meerdere varianten zijn. Kijk er eerst even rustig naar. Een Limburgs gezin: oma, moeder en zoon. Oma kreeg Alzheimer en nu treft de moeder hetzelfde lot. Hebben jullie gekeken? Gehoord waar wij – ongepast als dat wellicht is, en in de wetenschap dat het natuurlijk een vreselijke aandoening is – hard om hebben moeten lachen? ‘We gebruiken de tijd om nog zo veel mogelijk herinneringen te maken’, zegt de zoon. Nog even los van die afgrijselijk lelijke moderne constructie die in meerdere reclames opduikt (je moet tegenwoordig op vakantie om ‘herinneringen te maken’ bijvoorbeeld, en niet meer om gewoon lekker ontspannen op vakantie te gaan) klinkt dat natuurlijk nogal apart in relatie tot de ziekte waar de reclame op inspeelt. Alzheimer draait nu juist om het verlies van herinneringen en geheugen. Wat heeft het voor nut om dan herinneringen te gaan maken die binnen de kortste tijd weer verdwenen zullen zijn? Wat de zoon bedoelt, denk ik dan maar, is dat hij zijn moeder nog zo veel mogelijk plezier wil laten hebben nu het nog kan.

Zoals altijd is de vraag die dan opduikt: heeft werkelijk niemand die betrokken was bij het maken van deze reclame (en dat zijn vaak veel meer mensen dan je denkt) dit gezien of gehoord? Is er bij niemand een belletje gaan rinkelen? Heeft iedereen al veel te veel reclames gezien waarin dat ‘herinneringen maken’ (zelfs als je een nieuwe keuken neemt) centraal staat, dat het een soort verplichting is geworden om het op alles toe te passen? ‘Het leven vieren’ en daarbij onophoudelijk ‘herinneringen maken’, dat is waar wij tegenwoordig toe veroordeeld zijn.

Eikelovervloed

Wat een eikels! Tientallen kilo’s eikels, als het niet meer is. Emmers vol heb ik al uit het gazon geharkt, en daarna nog eens emmers vol. Niet alleen mijn Hongaarse eik (Quercus frainetto) geeft zoveel eikels, álle eiken, ook de ordinaire zomereiken in het bos. Ze lopen ook al uit: zo’n teer geelgroen sprietje dat graag zelf ook een Hongaarse eik worden wil. Ik houd m’n hart vast. In de tien jaar dat ik hier in de Eifel zit heb ik dit nog nooit meegemaakt. Volgens mij is het dus een goed zogenaamd mastjaar, of geldt dat alleen voor beukennootjes? En juist nu laten de eekhoorns het afweten. Suffe beesten.

Afgelopen zaterdag waren we ook in het bos. Bij Gerolstein. Daar is een zogenaamd Waldfriedhof. Je kunt je er, als je dood bent, in een urn in de grond laten zakken, bij een boom met een nummer. Vaak zitten er op die bomen ook plaatjes met namen. Vijf jaar geleden werd de oude buurvrouw Trappen er ter aarde besteld. (Ik houd hier de naam aan die in de in het Duits vertaalde Privé-domeinen staat.) Nu kwam haar zoon erbij. Die was nog maar 64, maar hij had er geen zin meer in, of hij kon het allemaal niet meer aan, of de duizelingen die hem overvielen na een beroerte afgelopen juli werden hem te veel. We laten je in liefde gaan, maar ‘wir werden es nie verstehen’ stond er in de overlijdensadvertentie. Je hoeft het ook niet te verstehen, is mijn bescheiden mening. De een gaat dood aan ouderdom, een ander aan een verkeersongeval, een derde aan een hartaanval, of kanker. Het doet er, ergens, niet zo veel toe. Ik persoonlijk begrijp ook die acties van bijvoorbeeld SIRE niet zo goed om mensen af te houden van zelfmoord. De enigen die je daarmee van dienst bent zijn de nabestaanden. Maar goed, dat is een heel andere discussie, waar het hier niet om gaat.

Het was magistraal weer voor een urnbijzetting. Vochtig, de wind ruiste in de boomtoppen waardoor er tijdens de hele dienst herfstblaadjes naar beneden dwarrelden. Het seizoen werkte goed mee. Normaal gesproken wordt hier katholiek begraven. Dat wil zeggen: minstens een uur in de kerk, alles volgens het boekje, geen persoonlijke anekdotes. Een beetje kil, zou je kunnen zeggen. Daar in het bos was natuurlijk geen kerk. En de ‘dienst’ was juist wel een tikje persoonlijk, er werd zelfs op een bepaald moment gezegd dat bepaalde mensen niet geloofden, dus iedereen moest maar zien wat hij of zij deed bij het gat. Een kruisje slaan, een buxustakje in water dopen en afschudden, rozenblaadjes in het gat strooien. Midden in het bos stonden twee luidsprekers waaruit mooie muziek kwam. Er waren erg veel mensen, de zoon van buurvrouw Trappen had veel collega’s waarvan enkelen moesten huilen.

De zoon was gescheiden, lang geleden al. Hij hield van oude auto’s. Twee zoons, een paar kleinkinderen. Een aantal jaar geleden, in de tijd dat we regelmatig bij buurvrouw Trappen zaten op zaterdagavond in haar oververhitte keuken, zat er ineens een joch bij dat ik niet kende. Dat waren wisselende gezelschappen, de dochter van buurvrouw Trappen was er ook vaak, en haar ex-man. Er werd veel gedronken. Ik kookte soms. De zoon, toen ook al dik in de vijftig, straalde. Iedereen deed alsof er niets aan de hand was. Ik ook niet. Het magische woord ‘internet’ viel, in relatie tot het joch. De zoon stootte me aan. ‘Ich bin wie Du,’ zei hij. Dat was enorm ontroerend.

… deel 2

4X-AXG – (1992) de enige passagier aan boord, Anat Solomon, reisde naar Tel Aviv om er een dag later haar 24everjaardag te vieren. Haar verloofde, Itzik Levi, een beveiligingsbeambte van El-Al, zou later volgen. Hun huwelijk stond gepland voor januari 1993. Op de grond (flats Klein-Kruitberg en Groeneveen in De Bijlmer) stierven 39 mensen en raakten er 26 gewond. Iets wat mensen en wellicht ook ‘De Boom die Alles Zag’, tot op de dag van vandaag verbaast.

5A-ONG  – (2010) er waren 71 Nederlanders aan boord van vlucht 771 van Afriqiyah Airways, waarvan er één overleefde, de negenjarige Ruben uit Tilburg. Hij werd, ingesnoerd in zijn stoel, gewond, maar niet levensgevaarlijk, op 300 meter van het staartstuk aangetroffen. Sindsdien wordt de jongen angstvallig bij de pers weggehouden. Het toestel was in Johannesburg opgestegen en stortte ongeveer 1200 meter voor de landingsbaan in Tripoli neer, met een snelheid van ongeveer 450 kilometer per uur. Op begraafplaats Noordeveld in Nieuwegein is een monument opgericht ter nagedachtenis aan deze vliegramp.

9M-MRO – (2014) misschien wel de meest mysterieuze verdwijning ooit. Kort na vertrek uit Kuala Lumpur (40 minuten) werd het normale contact verbroken. Het toestel heeft daarna nog zeven à acht uur doorgevlogen. In de nacht. Zelfs tot na de geplande aankomsttijd zijn zogenaamde ‘pingsignalen’ opgevangen. De kans is groot dat de passagiers lange tijd niet vermoed hebben dat er iets ongewoons aan de hand was. Dachten ze gewoon onderweg te zijn naar Peking. Begin 2017 werd, na bijna drie jaar, de zoektocht opgegeven. Er was één Nederlander aan boord.

9M-MRD – (2014) naast 283 passagiers en vijftien bemanningsleden kwamen er op 17 juli 2014 ook twee honden en een aantal vogels om. Bloemisten Cor Schilder (33), bijgenaamd ‘Pan’ en Neeltje Tol (30) zaten op vlucht MH17. Schilder was drummer en zanger van de Volendamse band Vast Countenance. Vlak voor het boarden plaatste Schilder een foto van de Boeing 777-200ER op Facebook, met de tekst: ‘Mocht hij verdwijnen, zo ziet hij d’r uit’, doelend op het een paar maanden eerder verdwenen toestel van Malaysia Airlines. In een artikel op nieuw-volendam.nl vertelt zijn moeder over een bezoek dat ze brachten aan het gereconstrueerde toestel: ‘Toen ik het vliegtuig ‘binnenliep’, dat was heel hard. In de cockpit hadden ze de twee zwaar beschadigde stoelen van de piloten teruggezet. De rechercheur vertelde dat de raket aan de voorkant, bij de cockpit is ingeslagen. Dat deel is eerst afgebroken en naderhand is de staart afgebroken. En dat het achterste deel ook een wending heeft gemaakt, waarna ze er aan de achterkant uitgeschoven zijn…’ Cor en Neeltje zijn ‘intact’ teruggevonden in de Oekraïnse weilanden, de staart lag op tien kilometer afstand van de andere brokstukken. Cors broer Dennis draagt nu zijn Rado-horloge. Vele andere persoonlijke zaken zijn in de uren en dagen na het neerhalen van het toestel van de rampplek gestolen. Er was ook een schrijver aan boord, de Australiër Liam Davidson. Hij schreef onder andere The Betrayal en The Florilegium. Liam en zijn vrouw Francesca hebben in Vijfhuizen boom nummer 1 en 2. Beide een Crataegus secculenta ‘Jubilee’, een uit Amerika ingevoerde meidoornsoort.

Geschrapt werk

In De Kapperszoon was oorspronkelijk een appendix gepland. Uiteindelijk heeft die het boek niet gehaald, na verhitte discussies uiteraard. Vliegtuigongelukken waarbij Nederland of Nederlanders betrokken waren. Hieronder een selectie uit die appendix:

Als er iets gebeurt met een vliegtuig, iets onherstelbaars, wat wil zeggen dat het niet afgedankt en gesloopt wordt maar verloren gaat, wordt het registratienummer in het luchtvaartuigregister doorgehaald. Het komt te vervallen. Dat specifieke nummer verdwijnt voorgoed, mag nooit opnieuw gebruikt worden. De ironie wil natuurlijk dat juist die registratienummers onthouden worden, vanwege de vliegramp die eraan verbonden is. Al zal het in de meeste gevallen het vluchtnummer zijn dat er een herinnering aan oproept. PH-BUF en N736PA (de Nederlandse en Amerikaanse Boeings van Tenerife) zijn dus doorgehaald, net als (onder andere) de volgende registratienummers:

N1809E ‘Anthony Nesty’ – (1989) negen mensen en een hond overleefden de ramp op het Johan Adolf Pengel International Airport in Zanderij. De politie gaf de hond de naam ‘Lucky’. Gezagvoerder Rogers had niet mogen vliegen omdat hij geschorst was (onder andere vanwege het landen op een verkeerde baan) en de copiloot vloog onder een valse naam en met vervalste papieren. De gezagvoerder brak drie landingen af en tijdens de vierde, fatale, landing negeerde hij de automatische waarschuwing die aangaf dat het toestel te laag vloog. Een groot deel van het zogenaamde Kleurrijk Elftal kwam om het leven evenals de leden van de Draver Boys, die tijdens de geplande voetbalwedstrijd de muziek zouden verzorgen.

PH-MBN ‘Anthony Ruys’ – (1992) passagier Elisa van den Berg zei, toen het vliegtuig doormidden was gebroken en in brand vloog, tegen haar man, die er zo snel mogelijk uit wilde: ‘Laat mij hier maar zitten.’ Later scheidden ze omdat ze er niet in slaagden samen het ongeluk te verwerken. Ze verhuisde, alleen, naar Portugal omdat ze, zoals ze zelf zegt ‘daar tegen de aarde gesmeten was’. Bij deze vliegramp in Faro kwamen 56 mensen om het leven, 284 mensen overleefden. Er gaat een gerucht dat één van de passagiers haar angst om te vliegen overwon door haar vliegbrevet te halen en daadwerkelijk commerciële vluchten heeft uitgevoerd.

VN-A449 – (1992) alleen de Nederlandse Annette Herfkens overleefde deze crash in het Vietnamese oerwoud. Ze schreef er een boek over: Turbulentie. Uit een interview in het tijdschrift Mijn geheim: ‘Toen ik wakker werd, zag ik dat mijn vriend Pasje dood was. Hij lag aan de andere kant van het gangpad en had een lief glimlachje om zijn lippen. Zelf lag ik klem onder een stoel, met daarin een dood lichaam. Ik moet in shock uit de cabine geklommen zijn, want het volgende dat ik me herinner is dat ik buiten het vliegtuig op de grond lag, midden in de jungle. Sommige mensen leefden nog, maar na een dag was iedereen dood. Het was alsof ik in de hel was beland, maar ik liet mijn emoties niet de overhand krijgen. Niet huilen en niet aan Pasje denken, zei ik steeds tegen mezelf. Acht dagen heb ik daar gelegen, met pijn en zonder eten. De geur van de doden was verschrikkelijk. Ik had me nog nooit zo van God en alleman verlaten gevoeld. Toch was ik niet bang en ik vroeg me af waarom niet.’

Groene tafel, folia

Mailtje van de Rabobank: ‘Lage rente, wat zijn uw opties?’ Mijn opties?? Zijn ze helemaal gek geworden? Zij moeten en kunnen inmiddels de rente opschroeven, maar juist de banken beginnen daar nog niet aan. Onlangs legde iemand het uit op Radio1. Ik ben vergeten waarom de banken niet meegaan in de algehele renteverhoging. Maar zuivere koffie is het natuurlijk niet. 

Eergisteren een man in de buurt van de pont op het Azartplein. ‘Heb je een nieuwe?’ vroeg hij. Ik liep daar met Floris. Als zoiets gebeurt, kijk ik de vragensteller altijd even goed aan. Hoe, wie, wat, waarom? ‘Eh,’ zei ik dus maar. ‘Ja, die Jasper, van dat boek.’ Aha. Ik vertelde hem, wat hij zelf dus ook al wist, door ‘dat boek’, dat Jasper dood is en dat dit inderdaad een nieuwe hond was. ‘Een stuk handzamer,’ grapte ik. ‘Ja, maar wel veeleisend en druk,’ vond hij. Blijkbaar had hij ervaring met fox-terriërs. En dan moet zo’n gesprekje tot een eind komen. Ik kan me niet meer herinneren hoe dat gebeurde. We liepen door. Ik had geen bal bij me. Ik wil zo nu en dan gewoon een rondje lopen met die hond en niet steeds obsessief met die tennisbal bezig zijn. En dat kan ze ook. Als ze eenmaal door heeft dat ze aan de lijn blijft en dat er niks weggegooid wordt, gaat ze lopen snuffelen. Om zich heen kijken. Contact maken met andere honden. Bovendien geeft ze zelf aan dat ze naar huis wil door bij de een of andere zijstraat gewoon in die richting te gaan lopen. Als de bal mee is, weet ze van geen ophouden.

Gisteren schilderde ik de salontafel. Eerder had ik er al drie planken tussenuit gezaagd, een klusje dat wonderwel lukte. Die tafel was twee meter lang en met de nieuwe bank was het in die hoek van de kamer domweg veel te vol. Ook vonden we de kleur (grijs) ineens erg saai, ook al omdat die nieuwe bank grijsgroen is. Dus ik kocht een potje verf met de kleur ‘folia’. Nu staat er (het was verf op waterbasis, waar ik nogal een hekel aan heb, maar het droogt wel erg snel. Té snel soms, en daarom heb ik liever ouderwetse verf, maar die is bijna niet meer te krijgen) een frisse compacte tafel, en concurreren allerlei tinten groen met elkaar. Echt vloeken doet het niet, een heel klein beetje maar.

Schilderen, hier dingetjes schrijven, andere ditjes & datjes: het boek is dus af. Er is zelfs al een omslag, met een titel. Toen ik er afgelopen week doorheen ging, vond ik er weinig aan. Maar dat schijnt normaal te zijn. M. was wel tevreden. Zeker nu ik een nieuw slot schreef.

Gedachten elders

Vanochtend was ik met een paar dingen tegelijk bezig. De was in de wasmachine, vuur maken in de kachel in de schrijfkamer (bijna elke ochtend is het weiland aan de overkant al witberijpt), koffie zetten en tussendoor de blauwe stuiterbal weggooien voor Floris. Koffie zetten is hier water in het spuitkoffiepotje schenken, koffie uit het lavazzablik in het zeefje, bovenkant erop draaien en dan op de glazen elektrische kookplaat. Kom ik de keuken weer binnen (‘het zal nu wel klaar zijn’), denk ik eerst nog: hé, heeft iemand nou een kaars uitgeblazen? Nee hoor. Ik had in plaats van het spuitkoffiepotje het lavazzablik op de plaat gezet. En dat blik (waar M. aan de onderkant een plastic deksel gedaan heeft omdat het lelijke kringen maakte op het stenen aanrechtblad) stond in brand. Brand in de keuken! Floris lag te kuchelen op haar kussentje. Ramen en deuren open, snel met een plamuurmes het nog zachte plastic van de glazen plaat geschraapt en inmiddels is er al helemaal niks meer van te zien. Maar de koffie in het blik dampte erover toen ik het in een ander blik overhevelde. Gebakken gemalen koffie, dat is vast niet goed. Zo even naar de winkel voor verse koffie.

Er was afgelopen weekend bezoek en dat bezoek wilde de 1 lopen. We deden er dik drie uur over, vooral omdat ik zo her en der herstelwerkzaamheden moest uitvoeren. Onderweg hielpen we een vrouw die de hoedenplank niet uit haar auto kon krijgen. Dat moest, want alleen zónder hoedenplank kon ze het net dat ervoor moest zorgen dat de hond niet op de achterbank sprong, op z’n plek krijgen. Ook dat regelden we even. ‘Gibt es Jasper noch?’ vroeg ze. ‘Nein,’ zei ik, en gebaarde naar Floris, ‘jetzt gibt es Floris.’ Ineens herkende ik haar, en de auto. Jasper werd jaren geleden in die auto thuisgebracht. Hij had heel agressief gedaan, zei de vrouw toen. Hij stapte uit, keek me niet eens aan, en liep het huis in. Alsof het allemaal doodgewoon was om door wildvreemde vrouwen achterin een auto thuis afgezet te worden. Van de week had ik ook al mensen die mij kenden, uit Düsseldorf. Die kwamen langslopen net toen het blauwe stuiterballetje van Floris over de tuinmuur op de weg stuiterde. Ik heb ze geen koffie aangeboden, want dat liep bij de vorige langsloopster, een paar weken geleden, een beetje uit de hand. De man van het echtpaar haalde het stuiterballetje op. Ook zij wilden de 1 gaan lopen. Of ze dat gedaan hebben weet ik niet. Ik wees ze de urn van Jasper. ‘Och,’ zei de vrouw, ‘er ist immer noch dabei.’ Toen wij gistermiddag thuiskwamen, vertrok het bezoek en gingen wij op de bank liggen om naar Parijs – Tours te kijken, maar dat liep (zoals stiekem bedoeld) uit op een tukje. De 1 kan er weer maanden tegen. Als er nu nog iemand verdwaalt of verkeerd loopt, is dat écht niet mijn schuld.

Plattelandsberichten

Van de week gebeurde er iets grappigs. Floris gaat elke avond rond half tien of tien uur naar bed. Naar bed wil zeggen: in de bench in de slaapkamer. De slaapkamer hier in de Eifel grenst aan de woonkamer. Beide op de bovenverdieping. Meestal maakt ze zelf duidelijk wanneer het genoeg geweest is, ze begint dan doordringend te staren. Vervolgens hobbelt ze de trap af, er wordt geplast, er gaat nog een hondensnoepje in en hop naar bed. Nu hadden we zelf niet door hoe laat het was en toen ze al in de bench lag, zei ik: ‘Hoe laat is het eigenlijk?’ Het bleek vijf over negen te zijn. Het duurde geen drie minuten of ze krabbelde aan de dichte slaapkamerdeur. Blijkbaar voelde het in de bench anders dan anders en dacht ze: ‘Wacht eens even, het is eigenlijk nog lang geen bedtijd!’ Terwijl het haar eigen schuld was. Hond weer op de bank, en drie kwartier later nog maar eens. Zonder problemen.

Laura Huerga van El Rayo Verde is weer eens de eerste. Zij stuurde via de uitgeverij twee omslagen (zie boven, detail). Ik vermoed dat ze het tegenwoordig via de uitgeverij doet en niet rechtstreeks via mij omdat ze wel weet hoe mijn reactie zal zijn. Laura slaagt er keer op keer in om de meest afzichtelijke omslagen te laten maken. Het voelt inmiddels als een spelletje tussen ons. Ooit probeerde ik ze tegen te houden, maar dat wilde niet erg lukken. Tegenwoordig schrijf ik haar mijn mening en zeg ik daarbij: ‘Maar goed, jij weet het beste wat daar in Catalonië en Spanje werkt. Dus vooruit maar.’ Soms probeer ik nog een ander omslagontwerp bij haar los te peuteren, meestal is dat er wel. Maar zij wint altijd. ‘Loslaten,’ zegt M. 

Inmiddels zijn de torenhoge gas- en olieprijzen ook doorgesijpeld naar het hout. Houtleveranciers willen niet achterblijven. Ik begrijp niet precies waarom, buiten het feit dat het leven, net als voor ons allemaal, ietsje duurder is geworden. Hoe dan ook, ik betaal nu vijftien euro meer per kuub en op acht kuub is dat toch 120 euro. Er zijn houtleveranciers die helemaal niet meer leveren, die het hout achterhouden voor hun kinderen. Onze houtman kon deze week – zoals wel afgesproken – niet leveren, meldde hij gisteren. Hij moest namelijk tarwe zaaien. Nou, dan eindelijk maar eens zelf de sparren die ik twee jaar geleden omzaagde boven in het bosje aan stukken zagen. Er waren welgeteld nog tien brokken hout over; het werd nijpend. Buurman Rinus geregeld met zijn aanhanger, zaagbok naar boven gesleept. Belt de houtman op: het was nog iets te nat, hij kwam toch. Ik weer de berg op, waar Rinus net de aanhanger achteruit het bos in manoeuvreerde. ‘Stop maar, Rinus!’ riep ik. ’Je wordt hartelijk bedankt, maar het hoeft niet!’ Nu ligt er nog een kuub of twee op de oprit, we kregen het gisteren bij het stapelen allebei iets te veel in de rug. We worden oude mannetjes. Maar wel twee oude mannetjes die het lekker warm kunnen hebben.

Gelukt

Er werd niets geannuleerd, de wachtrij duurde slechts een half uur, het vliegtuig steeg op, vloog en landde, we kregen onderweg een sneetje brood met iets en een kopje koffie, we zaten achterin op zo’n beetje drie lege rijen en vriend Henk zat tijdens de landing met zijn handen om de stoel voor hem geklemd en zijn ogen waren stijf dicht. ‘Wat is er met Henk?’ vroeg ik me af. Daarna duurde het ongeveer twee uur voor we de huurauto kregen. Om half acht ’s avonds kwamen we in Agios Georgios aan. Ik was om vier uur opgestaan. Om half negen zaten we op het terras van de taverna te eten en Griekse wijn te drinken. De avond was ‘balmy’, zoals Romi Jones, onze Britse vriendin zou zeggen. Vliegen is makkelijk en snel, maar vaak is het net iets té snel en begrijp je helemaal niet hoe je ineens aan de rand van de kabbelende Middellandse Zee terecht hebt kunnen komen.

Ik schreef elke ochtend. Ik had al snel de anderen er goed onder, wat wil zeggen: ik zat elke dag op mijn favoriete schrijfplek. ‘Je hebt ze goed gedrild,’ zei Pauline Slot, die jaren geleden die schrijfretraite als decor heeft genomen voor haar boek Dood van een thrillerschrijfster. In de middag zwommen we, al dan niet met een snorkel voor. Of we gingen naar het zwavelbad in Agios Nikolaos, of we reden naar Vathi, een piepklein havendorpje waar de duurste en grootste jachten van Methana liggen. Het was heerlijk weer. Waar je op, zeg, Kreta of Rhodos onder de voet wordt gelopen door toeristen is Methana een rustig, bijna ongerept stukje Peloponnesos. Grieken zelf zeggen, als ze horen dat iemand erheen gaat: ‘Wat?! Daar wil je toch nog niet dood gevonden worden?’ Een beetje zoals de Duitsers naar de Eifel kijken. Het schiereiland staat vol olijfbomen. En kappertjes, dadelpalmen, steeneiken en schijfcactussen. Er is nauwelijks nog een hond te vinden want er is iemand daar die een hekel heeft aan honden. Ze zijn allemaal dood. Athene is zo’n veertig kilometer verderop, aan de overkant van het water. Met de auto moet je een enorm eind omrijden. 

Tijdens de terugvlucht kregen we weer een sneetje brood met iets erop, maar nu met witte wijn, want het was niet vroeg in de ochtend maar rond zessen en de stewardessen van de KLM zijn best scheutig met de witte wijn. Ze waren ook erg scheutig met de mini-brownies. Voor het eerst zag ik hoe druk het wel niet is in het Europese luchtruim: het ene na het andere vliegtuig scheerde langs het onze en vooral als een vliegtuig in de tegenovergestelde richting vliegt, zie je hoe ongelofelijk snel die dingen zijn. In de tussentijd kwam ik tot boven de 100.000 woorden. Ik ben bijna klaar. Er moet nog één dingetje gebeuren.