De afgelopen dagen was ik bezig met een omvangrijk tuinproject. Het was gekkenwerk, want in de Eifel vroor het. Af en aan en niet streng, maar toch. Zelfs de zakken zand die ik had aangeschaft lagen als brokken beton op plek waar ik ze neergelegd had. Maar ik moest en ik zou. Ik had het in mijn hoofd gehaald. En die brokken betonzand waren makkelijk met de rubberen hamer kapot te slaan en met een beetje geweld kwam de schep ook de grond wel in. Of de boompjes die ik moest verplanten vanwege het project het halen zal ik pas in het late voorjaar weten. Er is een kleine ginkgo verplaatst en ook een taxus en een klimroos. Om die laatste was het allemaal begonnen. Alle tuinboeken zeggen: ‘verplaats struiken en boompjes het liefst in de winter, want dan is er geen sapstroom, maar doe het niet als het vriest.’ Er kwamen mensen langslopen. ‘Was machst Du da?’ Ja, zei ik dan, ik heb iets in mijn hoofd gehaald en het moet nu. ‘Waarom bestraat jij de tuin terwijl iedereen tegenwoordig juist tegels aan het wippen is?!’ Ja, zei ik dan, kijk eens om je heen! Denk je dat dit terrasje verschil gaat maken in de waterberging?!
Ondertussen was het ‘gazon’ veranderd in een moddervlakte. Alsof er tien rugbywedstrijden hadden plaatsgevonden. Floris glibberde alle kanten op als ze achter de bal aanzat en de keuken werd een zwijnestal. Ikzelf glibberde ook alle kanten op als ik weer eens van de berg afkwam met een halve gevelde spar, die ik vervolgens vilde en gebruikte als afscheiding van de nieuwe ‘rozenborder’. De klimroos kreeg een nieuw bouwsel om tegenaan te leunen, niet langer aan de rand van de tuin, maar meer in de open ruimte. En daarom moest de ginkgo wijken. Toen het klimbouwsel stond, met schapengaas en al, zag ik dat ik een veel groter bouwsel kon maken, met nóg meer ontschorste sparrenstammen. Dus ik weer omhoog met de kettingzaag en weer omlaag en nog eens zag ik het prachtige maar dodelijke werk van de letterzetter en nu was er écht niks meer van het gazon over. We haalden nog eens vier zakken zand, want het terrasje bleek toch groter te worden dan ik gedacht had en ik wilde nu eens een góéd straatje leggen, met flink veel zand eronder. En dan ben je klaar. Dat is een akelig moment. Want je kunt dan wel tevreden zijn met wat je hebt gemaakt, en alles staat er min of meer recht en waterpas bij, maar het is wel klaar. Ik heb de kleine ginkgo, die in een houten bak staat, stevig ingepakt met doeken aan de voet zodat de vorst de grond niet in kan. Bij het taxusje heb ik oude bladeren gegooid. En nog steeds was het goor, grauw weer en stonden de sneeuwklokjes stil in hun ontwikkeling. Eigenlijk was er niets veranderd en tóch was het klaar.
Dan maar snel weg. Hop de auto in, tanken in Lommersweiler, een illegaal (want we zijn nogal halfslachtig vegetarisch) saucijzenbroodje in Nederweert, drieënhalf uur later de Toyota Auris onder het gebouw geparkeerd. Hier hoef ik die moddervlakte niet te zien, of het koude, stakerige ginkgootje, de sneeuwklokjes die slechts een vermoeden van wit laten zien. En dat alles terwijl ik zo’n zin had gehad in het project. Maar ik had van tevoren kunnen weten dat de dingen niet klaar moeten zijn; ik ken de teleurstelling van de voltooiing. Want voltooiing is nu eenmaal strijdig met het Voort! Voort! van het leven. Ik voel nu trouwens wel dat ik leef: mijn onderrug verdroeg het slepen met klinkers en tuintegels maar matig.