Afgelopen zondag had ik een lezing in het Odapark in Venray. Dat is nog eens iets anders dan een bibliotheek met tl-lampen of een te krappe boekwinkel. Mooi park vol met kunstwerken (sommige best apart, zie afbeelding) en ín dat park is een theetuin. Mooie, ruime zaal vol met wandvullende ruiten en de zaal zelf zat ook nog eens vol. Er werden zelfs extra stoelen aangerukt. Floris was er ruim voor wij binnenkwamen want die rende achter bezoekers aan en iemand deed de deur voor haar open. Kort daarop kwam er een vrouw naar buiten die een tikje nors zei dat die hond aan de lijn moest anders zou ze de tentoonstelling verruïneren. Er was helemaal geen tentoonstelling zag ik iets later, er waren werkzaamheden om een nieuwe tentoonstelling in te gaan richten. De interviewer kende ik nog van een vorige keer, maar we kwamen er niet helemaal achter wanneer die vorige keer was geweest. Toen was hij leraar Nederlands, inmiddels was hij gepensioneerd. Ik herinnerde me vaag de omgeving. Op een flyer die op de lezingentafel lag, zag ik dat Auke Hulst, Emma Curvers en Jan van Mersbergen me voorgegaan waren.
Eigenlijk bestond de ochtend – het begon al om 11:00 uur – uit twee onderdelen. Van het andere onderdeel wist ik niets af. Maar dat gaf niet, een verrassing is ook wel eens leuk. Een jongen van de muziekschool had een soort tentamen. Hij trad gewoon voor ons op met zijn trompet, maar zijn muziekleraar was er ook en die moest hem daarvoor punten geven. Voor het onderdeel ‘spelen voor publiek’. Op geen enkele manier was te merken dat hij, die jongen, zich daar zenuwachtig om maakte. Aan het begin speelde hij twee stukken, één van Purcell, en na de pauze speelde hij nog twee stukken, waarvan één samen met zijn leraar, want samenspel was ook onderdeel van de beoordeling. We kregen te horen dat de jongen goede punten zou krijgen. De muziekleraar noemde mij een paar keer ‘Gerard’, maar dat vond ik niet erg. Ik denk dat hij zenuwachtiger was dan zijn leerling. We spraken Purcell op twee verschillende manieren uit. ‘Ik noem je gewoon weer Gerbrand, hoor,’ zei de interviewer toen alles op het podiumpje weggeruimd was en we de lezing voortzetten. ‘Dat is goed,’ zei ik. M. en Floris waren er niet, die zwierven door het park en zo langzamerhand weet M. het ook allemaal wel. Die heeft geen zin elke keer naar mijn gezwatel te luisteren. Floris wel, maar die wil daarbij nogal eens in de weg zitten en alle aandacht naar zich toe trekken. ‘Heeft Jan het over zijn carnavalsboek gehad?’ vroeg ik aan de aanwezigen. Dat wisten ze niet meer.
Ik voegde net een paar Duitse lezingen toe en tijdens dat toevoegen kwam ik er pas achter dat één van de lezingen op een boot is die over de Rijn naar Loreley vaart! Twee vliegen in één klap: een toeristisch uitje dat ik denk ik niet vanuit mezelf zou doen en het honorarium voor die lezing. Over twee weken moet ik op de Catalaanse tv, in een live-uitzending. Daar kan ik me nou werkelijk niets bij voorstellen. Ik spreek geen woord Catalaans. Misschien is er zo iemand bij die vrijwel simultaan kan vertalen en dat ze dan gewoon mijn stem wegdrukken. We gaan het zien. De Catalaanse én de Spaanse vertaling van De kapperszoon hebben zestig (60!) pagina’s minder dan het origineel. Als ik daar toch ben, zal ik eens navragen hoe dat mogelijk is.
Op de een of andere manier moet ik vreselijk lachen om dat ‘maar dat vond ik niet erg’ (en dan ook weer een beetje om dat ‘”Dat is goed'”). Dank je wel daarvoor (en ook voor je dingetjes meer in het algemeen, en je boeken enzo).
LikeLike
Het was voor mij een heel interessante lezing in een werkelijk mooie omgeving. Nu dat ik de auteur heb leren kennen, kan ik ook het boek “Knecht alleen” verder lezen. Eerder had ik er moeite me, maar nu vind ik het best wel interessant en goed te lezen.
LikeLike
‘Openheid zorgt voor verbinding’?
LikeLike
Ja, ik vind van wel!
LikeLike
Interessante constatering dat die vertalingen veel minder pagina’s tellen. Heel benieuwd wat je daarover te horen krijgt.
LikeLike
Van Catalaans weet ik weinig, maar ik probeer al een paar jaar Spaans te leren en weet daarom dat er daarin zuinig omgesprongen wordt met bijvoorbeeld voornaamwoorden. Maar 60 pagina’s? Ik ben heel benieuwd naar het antwoord.
LikeLike