Mededogen

Vanmiddag heb ik de la van de oude kast opengetrokken en alle enveloppen met foto’s eruit gehaald. Nooit heb ik foto’s ingeplakt. Soms staat er iets specifieks op, zoals Portugal 1983 of Iran 2004, maar vaker dingen als foto’s divers, soms met een uitweiding, meestal niet. Ik deed dat niet omdat ik zin had mijn hele leven nog eens in beeld te laten voorbij komen, ik deed dat omdat een Duits tv-programma om foto’s van vroeger had gevraagd en ook om schaatsfoto’s. Na een paar uur was ik helemaal murw en moest ik hard mijn hoofd schudden. Maar ook had ik een nieuwe mate van mededogen met mijzelf en met mijn leven gekregen. Onlangs schreef iemand hier in een reactie dat hij vermoedde dat ik vroeger ‘bloedmooi’ was geweest en dat hij het erg jammer vond dat hij zomaar aan me voorbij was gelopen. Het klopt. Ik was vroeger bloedmooi. Dat had ik nooit eerder gezien. Vroeger zijn er ook veel foto’s gemaakt van mij in zwem- dan wel onderbroek, of in sportbroekjes aan het schilderen op een ladder. (Door andere mensen dus, vroeger was er nog geen iPhone, bestond een selfie uit de camera opstellen en rennen maar. Blijkbaar vonden ze dat leuk, mij fotograferen met zo weinig mogelijk kleren aan.) Verveloze huizen, hoogzomer, bruine rug. Jong, hoopvol zonder gerichte hoop, verlegen ook, nooit zou ik toen van mezelf gezegd hebben dat ik bloedmooi was. Nu wel, en ik schrijf er niet eens bij: ‘Al zeg ik het zelf’.

Het idiote aan die foto’s is dat ik die jongen erop wel herken, maar ook weer helemaal niet. Heel, heel zelden kwam er een werkelijk herinnerd beeld omhoog, een gevoel, een ‘aha’. Het zijn foto’s. Toen was ik daar, toen daar en toen weer daar en inmiddels zijn we vier jaar verder in de tijd of juist zeven jaar terug, want ik plakte niet alleen nooit foto’s in, alle enveloppen liggen door elkaar, niets is chronologisch. Als ik al iets zie aan die veranderende kop van me, het veranderende lijf, is het iemand die maar wat doet, die zomaar ergens zit, die waarschijnlijk zijn best wel doet, maar die niet weet waarvoor dan wel. Vandaar dat mededogen, na die uren van fotokijken. Neef Casper kwam thuis, ik liet hem zo af en toe foto’s zien waarop hij zelf stond, een half jaar oud, vier jaar oud, of een foto van zijn vader met een permanentje, een vreemd meisje naast hem. Die foto hield hij heel lang vast, hij keek er een beetje vreemd bij. ‘Hoe kan dat?’ vroeg hij. ‘Tja,’ zei ik. ‘Maar dit is hem toch?’ Ja, dat was hem toch.

Mijn vader, mijn moeder, jonger dan ik, dezelfde leeftijd als ik en ook met hen heb ik mededogen. Opa Bakker, op bijna elke foto die ik van hem heb met iets in zijn mond. Als het even kon, at hij iets. Oma Bakker met haar streng opgeheven vinger, ik daarnaast, aan een touw, een jaar of twee oud. Ik heb eigenlijk al dagenlang last van mededogen. Overal. Op straat voor andere fietsers, in het theater voor de actrices, zelfs voor de hond Eppi die afgelopen zondag ruwhaarteckel Jet vreselijk te pakken nam. De ogen van die hond, het onbegrip en het onvermogen, terwijl zijn baas vol op hem lag en hem stomp na stomp op zijn snuit toediende. Dat is mooi, en goed, mededogen met anderen, maar het is geloof ik het allerbeste als je mededogen met jezelf kunt hebben.

De foto is een uitsnede van een foto die Joke Oosterbaan maakte, in Schagen. Ik zal daar een jaar of 19 zijn. 1981.

4 gedachten over “Mededogen”

  1. Arme Eppi….. Die snapte er geen ene moer van. Ook mededogen met de baas om diens emotionele reactie. Knap lastig, dat mededogen…..

    Like

  2. “Mededogen met jezelf” een mooie metafoor voor ondervinden wat je nodig hebt om “gelukkig” te zijn. Zoals je ook al schreef : “gelukkig zijn heb ik afgeschaft. Ik streef naar tevredenheid” Kernachtige begrippen die bij mij blijven hangen vanwege de raad die ik er in lees. Het beeld van de hond Eppi doet pijn. Is rauw. En toch ook mededogen met zijn baas omdat hij niet anders weet wat te doen in zijn onmacht. Een goede raad geven is precisiewerk. Soms krijg ik raad vanuit de machteloosheid van een ander. Dat voel ik dan zonder het onder woorden te willen brengen. Zou ik het benoemen dan zou dat de ogenschijnlijke harmonie verstoren. Immers de ander doet zijn of haar best. Welke motivatie daar ook onder zit. Op de theaterschool was het onderdeel tekstanalyse een openbaring. Er is binnen het gezegde altijd een “monoloog interieur” {het niet gezegde en drijvende kracht in de vorm van gedachtes achter de tekst} Die gedachtes analyserend geven de woorden kleur in het uitspreken ervan. Een hulpbron. Ook is er “subtekst” welke de directe emotie van de woorden analyseert. Bijvoorbeeld: iemand zegt de simpele tekst: “lekker weertje he” echter het regent en waait en je wil zo snel mogelijk naar binnen. Je voelt : “he bah, helemaal niet” En met die energie zeg je bijvoorbeeld: “ja, voor de tijd van het jaar” Sinds ik dat leerde hoor ik eerder de subtekst en de monoloog interieur in gesprekken dan de daadwerkelijk uitgesproken woorden. Bij jouw twee zinnen hierboven voel ik het doorleefde, de ervaring. En ik vind dat terug in het onderwerp. Ja transparant misschien,dat weet ik. Want wat zeggen foto`s over ons nu helemaal. Voor mij zegt een foto: “het bestaat, dus was het waar” Dat geeft me rust. Een {eigen invulling} van tevredenheid.
    ps, ik zocht nog naar foto`s van Costinesti er waren er van de dag voordat het hele spektakel begon.
    In de brandende zon op de trappen van de arena waar we gingen spelen. Tijdens een generale repetitie.
    Ik vond ze niet… en toch weet ik dat ze er zijn. Ook dat geeft rust.

    Like

Plaats een reactie